ECLI:NL:RBDHA:2019:13045
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak na overschrijding van de termijn
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die al meer dan zevenenhalve maand in bewaring was. Eiser had op 1 mei 2019 de maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld in dit specifieke geval zwaarder weegt dan het belang van verweerder om eiser in bewaring te houden met het oog op uitzetting. Eiser had weliswaar niet zijn broertje gevraagd om te helpen met het verkrijgen van identificerende documenten, maar hij had wel actief geprobeerd contact te leggen met de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat er geen contra-indicaties waren die het voortzetten van de bewaring rechtvaardigden. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond en beval de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 5 december 2019. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.