ECLI:NL:RBDHA:2019:13085
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de inspecteur tot het geven van een rentebeschikking en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie tussen eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een rentebeschikking die door de inspecteur was gegeven op grond van artikel 30ha van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). De rechtbank oordeelde dat de inspecteur bevoegd was om deze rentebeschikking te geven en dat de hoogte van de rentebeschikking niet te laag was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres recht had op een schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank stelde vast dat de bezwaar- en beroepsfase gezamenlijk meer dan twee jaar had geduurd, terwijl een redelijke termijn voor deze fases gezamenlijk twee jaar is. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van de immateriële schade en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 256. Tevens is verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag. De zaak benadrukt de bevoegdheid van de inspecteur in belastingzaken en de noodzaak om redelijke termijnen in procedures te respecteren.