In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Keniaanse man, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de verklaringen van eiser over zijn ervaringen met mensenhandel en zijn seksuele gerichtheid ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft verklaard dat hij in 1999 door mensenhandel in Engeland is gekomen en dat hij daar als seksslaaf werd gebruikt. Hij heeft ook verklaard dat hij in Kenia problemen vreest met bendes die hem hebben ontvoerd en vervolging vanwege zijn homoseksualiteit en transgenderidentiteit. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staatssecretaris de verklaringen van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, onder andere omdat er onvoldoende gedetailleerde verklaringen zijn over de bendes en de motieven waarom zij het op hem gemunt zouden hebben. Ook zijn de wisselende verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid en transgenderidentiteit als ongerijmd beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser voldoende zorgvuldig is gehoord en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.