1.1Voor een weergave van het asielrelaas verwijst de rechtbank naar de uitspraak van 9 mei 2018.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h, van de Vw 2000. Als relevante elementen van het asielrelaas heeft verweerder aangemerkt:
de identiteit, nationaliteit en herkomst;
de seksuele gerichtheid en de daaruit voortvloeiende problemen.
Het eerste element acht verweerder geloofwaardig. De seksuele gerichtheid van eiser en de daaruit voortvloeiende problemen worden echter niet gevolgd door verweerder. Eiser komt daarmee niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vw 2000.
3. Eiser kan zich hier niet mee verenigen en heeft gronden aangevoerd tegen het bestreden besluit en het aanvullend besluit. Ten aanzien van het bestreden besluit voert eiser het volgende aan. Eiser heeft een brief van i-Psy van 3 december 2018 overgelegd, waaruit volgt dat bij eiser sprake is van een posttraumatische stressstoornis en depressieve stoornis (NAO), tevens wordt melding gemaakt van suïcidale gedachtes. Eiser constateert dat het BMA ten onrechte geen eigen onderzoek heeft gedaan en ervan heeft afgezien om eiser te horen dan wel te onderzoeken. Het BMA had niet zonder nader onderzoek tot de conclusie kunnen komen dat er geen medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan. Hiermee is het BMA onderzoek niet deugdelijk. De behandeling van eiser bij i-Psy duurt nog voort en een einde van de behandeling is nog niet voorzien.
Evenmin is door het BMA onderzocht wat de medische behandelingsmogelijkheden zijn bij terugkeer naar Marokko en de feitelijke toegankelijkheid van die behandeling.
Bovendien blijkt uit het medische stuk van i-Psy dat de moeder en zus van eiser beschermende factoren zijn. Verweerder heeft ten onrechte niet meegewogen dat eiser van hen afhankelijk is.
Tevens beroept eiser zich op het arrest C.K. tegen Slovenië van 16 februari 2017 (ECLI:EU:C:2017:127) van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof), waarin het belang van medisch onderzoek naar de psychische effecten van een eventuele uitzetting wordt bepaald. Uit het BMA advies blijkt niet dat dit specifiek is onderzocht, wat volgens de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4314) wel is vereist. Ten aanzien van het aanvullend besluit voert eiser het volgende aan. Anders dan de eerdere Werkinstructie (WI) 2015/9 - die verweerder in het bestreden besluit aanhaalt - beoogt de nieuwe werkinstructie de nadruk niet langer te leggen op het bewustwordingsproces, althans mag het niet van doorslaggevende betekenis zijn bij de beoordeling van het asielrelaas. Eiser is van mening dat verweerder gehouden is WI 2018/9 van rechtswege te betrekken in onderhavige procedure, althans had moeten motiveren waarom in onderhavige zaak van eiser WI 2018/9 geen rol van betekenis speelt. Het besluit is dan ook volgens eiser in strijd met het motiveringsbeginsel.
Daarnaast meent eiser dat hij conform de WI 2018/9 aanvullend gehoord had moeten worden. Verweerder heeft dat ten onrechte nagelaten, waardoor het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen.
Tot slot voert eiser aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van eiser, ondanks zijn zwakbegaafdheid, meer verwacht mag worden ten aanzien van zijn verklaringen.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. De rechtbank stelt vast dat de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, op
9 mei 2018 het beroep van eiser gegrond heeft verklaard en het besluit van 5 april 2018 heeft vernietigd. Tegen deze uitspraak heeft verweerder hoger beroep ingesteld. De Afdeling heeft het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard, waardoor de uitspraak van de rechtbank op 9 mei 2018 in rechte vast is komen te staan. Hierdoor wordt het toetsingskader van het huidige geding mede bepaald door hetgeen de rechtbank destijds heeft overwogen en geoordeeld.