ECLI:NL:RBDHA:2019:13399

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
09-161198-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en schuldwitwassen door een jongere met cocaïnebezit

Op 9 december 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal van goederen uit een auto en het gebruik van een gestolen pinpas. De verdachte, geboren in 2001 en thans preventief gedetineerd, heeft in de nacht van 10 op 11 mei 2019 in 's-Gravenzande diverse goederen weggenomen uit de auto van [slachtoffer 1]. Tevens heeft hij met de gestolen pinpas contactloos gepind bij een tankstation. De rechtbank oordeelt dat de verdachte geen respect heeft getoond voor de eigendommen van anderen en enkel heeft gedacht aan zijn eigen financieel gewin. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen door goederen voorhanden te hebben waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren. Tijdens de doorzoeking van zijn kamer op 5 juli 2019 werd ook 10,7 gram cocaïne aangetroffen, wat de rechtbank als extra zorgelijk beschouwt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 188 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling. De rechtbank heeft het volwassenenstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd en BOPZ
Parketnummer 09-161198-19
Tul 09-231769-16; 09-777093-19; 22-004600-18
Datum uitspraak: 9 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer (jeugd)strafzaken
in de zaak van de officier van justitie
tegen
[verdachte 1],
(hierna te noemen: de verdachte),
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
[adres 1] ,
thans preventief gedetineerd in P.I. Alphen aan den Rijn, HvB Maatschapslaan,
advocaat: mr. W.S. Korteling te Den Haag.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de zitting van 3 oktober 2019 en 25 november 2019.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij:
- in de nacht van 10 op 11 mei 2019 te ’s-Gravenzande diverse goederen uit de auto
van [slachtoffer 1] heeft weggenomen, althans goederen heeft witgewassen (feit 1);
- met de weggenomen bankpas van [slachtoffer 1] op 11 mei 2019 contactloos
heeft gepind bij Esso Tankstation De Rotonde te ’s-Gravenzande (feit 2);
- zich op 5 juli 2019 te ’s-Gravenzande schuldig heeft gemaakt aan witwassen van
diverse goederen die op zijn kamer zijn aangetroffen (feit 3);
- op 5 juli 2019 te ’s-Gravenzande opzettelijk 10,7 gram cocaïne aanwezig heeft
gehad (feit 4).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 bij dit vonnis en maakt hiervan deel uit.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesing heeft geëist dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1 primair, feit 2, feit 3 - in de variant eenvoudig witwassen - en feit 4 heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 vrijspraak bepleit en gesteld dat feit 4 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Wat feit 1 primair en 2 betreft heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte de diefstallen ontkent en er in het dossier ook geen direct bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat de verdachte de diefstallen heeft gepleegd. Het bewijs is een constructie, waarbij de camerabeelden bij het tankstation waar gepind is met de gestolen bankpas centraal staan. Twee verbalisanten hebben de verdachte herkend op deze beelden, maar de verdachte ontkent de persoon op de beelden te zijn. De herkenning door de verbalisanten is niet voldoende betrouwbaar. De persoon op de beelden heeft een capuchon op en zijn gezicht is niet geheel in beeld, terwijl dit juist het meest herkenbare deel is. De verdachte is wel te zien op de camerabeelden bij de McDonalds, die een paar uren later zijn gemaakt. De kleding van de verdachte die op deze beelden te zien is, komt niet overeen met de kleding die de persoon op de camerabeelden bij het tankstation draagt.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de goederen wel op de kamer van de verdachte zijn aangetroffen, maar dat de verdachte niet de wetenschap had dat deze van diefstal afkomstig waren en hij dit ook niet redelijkerwijs had moeten vermoeden. De verklaring van de verdachte dat deze goederen bij hem zijn gebracht dan wel dat hij deze op straat heeft gevonden wordt niet door enig bewijsmiddel uit het dossier weerlegd.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2
Op 12 mei 2019 doet [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ) aangifte van diefstal uit de auto van haar en haar partner [naam 1] tussen 10 mei 2019 te 20.00 uur en 11 mei 2019 te 7.40 uur. De auto stond gedurende die periode geparkeerd voor haar woning aan de [adres 2] , gemeente Westland. Op 11 mei 2019 om 7.40 uur zag [slachtoffer 1] dat de voorportieren van de auto open stonden. Er zijn diverse goederen weggenomen, zoals een pinpas op haar naam, een legitimatiebewijs op haar naam, een telefoonoplader, een jas (merk: Human Nature), een rijbewijs op naam van [naam 1] en een boormachine (merk: Makita).
Ook doet [slachtoffer 1] aangifte van de diefstal van een bedrag van € 23,00 op 11 mei 2019 om 6.59 uur bij Tankstation de Rotonde te ’s-Gravenzande. Zij zag in haar mobiel bankieren app dat met haar gestolen pinpas contactloos was betaald. [2]
Op 27 mei 2019 doet [slachtoffer 1] vervolgens aangifte van twee pogingen tot diefstal van geldbedragen van haar rekening, te weten op 11 mei 2019 om 8.00 uur bij Coffeeshop
[naam 2] in Den Haag en om 9.00 uur bij de McDonalds op de Grote Markt te Den Haag. [3]
De camerabeelden van Esso Tankstation De Rotonde te ’s-Gravenzande zijn bekeken.
Op deze beelden is te zien dat op 11 mei 2019 om 06:01:15 uur twee personen, met beiden een capuchon op, twee pakjes sigaretten halen en dat een van hen contactloos betaalt met een goudkleurige pinpas. [4]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkennen de verdachte op de camerabeelden van Esso Tankstation De Rotonde te ’s-Gravenzande als de persoon die contactloos betaalt met een pinpas. Verbalisant [verbalisant 1] is diverse malen met de verdachte in contact geweest. Hij herkent de verdachte aan een opvallend loopje, een brede neus, lichte snorgroei, een ketting met hanger en het naar binnen brengen van de lippen. [5]
Ook verbalisant [verbalisant 2] herkent de verdachte aan zijn snorretje, zijn loop, de vorm en
grootte van zijn neus, en aan de ketting die de persoon om had. Deze herkent [verbalisant 2] als de ketting die de verdachte draagt. [6]
Op 5 juli 2019 omstreeks 06:37 uur wordt de verdachte aangehouden. [7]
Zijn kamer wordt die dag doorzocht en diverse goederen worden aangetroffen, waaronder:
Voorwerp C - een doorzichtig zakje met daarin meerdere zogenaamde ponypacks; de ponypacks in het zakje waren dichtgevouwen en er was wat los wit poeder in het zakje zichtbaar;
Voorwerp U - blauwgroene boormachine met geel tape aan de onderzijde;
In een witte doos/krat zaten de volgende goederen:
Voorwerp V - ID-bewijs op naam van [slachtoffer 1] ;
Voorwerp W - Paspoort op naam van [slachtoffer 2] ;
Voorwerp X - kentekenbewijs met kenteken [kenteken]
Voorwerp Y - grijszwarte Tomtom zonder zuignap;
Voorwerp AK - zwarte micro car charger. [8]
De verdachte heeft bij de politie en ook ter zitting ontkend bij de hem ten laste gelegde diefstallen betrokken te zijn geweest. Ook zegt hij niet de persoon te zijn geweest die bij het Esso Tankstation De Rotonde te ’s-Gravenzande in de vroege ochtend van 11 mei 2019 contactloos twee pakjes sigaretten heeft betaald. De in zijn kamer aangetroffen identiteitskaart van [slachtoffer 1] zou hij in ’s-Gravenzande vlakbij Albert Heijn op straat hebben gevonden en de andere spullen zijn bij hem gebracht door een kennis. Hij mocht van die kennis bekijken wat hij ermee kon doen en hij heeft er geen vragen over gesteld.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij in de nacht van 10 op 11 mei 2019 in Den Haag bij [naam 4] heeft gelogeerd, dat hij daarna weer naar huis is gegaan en rond 11.00 uur thuis was.
De verdachte heeft ook verklaard dat hij wel een van de drie jongens is die op 11 mei 2019 rond 9.00 uur in Den Haag bij de McDonalds aan de Grote Markstraat op de camerabeelden te zien zijn, maar dat hij niet degene is geweest die geprobeerd heeft te betalen. Dat was [naam 5] . [9] [10]
De rechtbank is, gelet op vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien en mede gelet op het tijdsbestek tussen de diefstal van de pinpas van aangeefster [slachtoffer 1] en het contactloos pinnen bij Esso Tankstation De Rotonde te 's-Gravenzande met de gestolen pinpas door een persoon die later door twee verbalisanten wordt herkend als de verdachte, van oordeel dat de verdachte degene is geweest die de goederen waaronder de pinpas van aangeefster in de nacht van 10 op 11 mei 2019 uit de auto van [slachtoffer 1] heeft weggenomen en die vervolgens vroeg in de morgen bij Esso Tankstation De Rotonde met die weggenomen pas contactloos heeft gepind. Het tijdsbestek is naar het oordeel van de rechtbank dermate kort dat alternatieve scenario’s in alle redelijkheid kunnen worden uitgesloten.
De verklaring van de verdachte dat hij de bewuste nacht van de diefstal bij [naam 4] heeft gelogeerd acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig, zeker niet gezien de herkenning van de verdachte op de camerabeelden bij de McDonalds op de Grote Markt in Den Haag waar op 11 mei 2019 rond 9.00 uur opnieuw wordt geprobeerd met de gestolen pinpas te betalen. De verdachte heeft verder evenmin een aannemelijke verklaring gegeven voor het aantreffen van de eveneens bij de eerder genoemde diefstal uit die auto weggenomen identiteitskaart op naam van [slachtoffer 1] en de uit die auto weggenomen boormachine op zijn kamer op 5 juli 2019.
De rechtbank acht gelet op deze feiten en omstandigheden, het aan de verdachte onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Uit het dossier is overigens niet gebleken dat de diefstal van de goederen uit de auto van aangeefster [slachtoffer 1] door middel van braak of verbreking tot stand is gekomen.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van dit onderdeel van feit 1 primair vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Op 5 juli 2019 heeft [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ) aangifte gedaan van de diefstal uit zijn bedrijfsauto in de nacht van 10 op 11 mei 2019 te ’s-Gravenzande, gemeente Westland.
De auto stond geparkeerd voor zijn woning aan de [adres 3] te ’s-Gravenzande. [slachtoffer 2] was vergeten de auto af te sluiten en zijn paspoort is weggenomen. [11]
Op de kamer van de verdachte is, zoals hiervoor reeds vermeld, op 5 juli 2019 het paspoort op naam van deze [slachtoffer 2] aangetroffen. [12]
De verdachte heeft verklaard dit paspoort in een doosje samen met andere spullen van een vriend die hij niet bij naam wil noemen te hebben gekregen. Hij mocht kijken wat hij ermee kon doen en heeft over de herkomst van deze spullen verder geen vragen gesteld. [13]
Ook het kentekenbewijs behorend bij het kenteken [kenteken] , afgegeven voor de auto van [slachtoffer 3] (verder: [slachtoffer 3] ), is op de kamer van de verdachte aangetroffen. [14] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat dit kentekenbewijs, samen met onder meer een grijs/zwart TomTom navigatiesysteem en nog enkele andere goederen waarschijnlijk tussen 24 mei 2019 te 18.00 uur en 25 mei 2019 te 9.00 uur uit zijn auto, die geparkeerd stond in een parkeervak op de [adres 4] te ’s-Gravenzande, is weggenomen. De deur van de auto was aan de bestuurderskant beschadigd. [15]
Ook dit kentekenbewijs heeft de verdachte volgens zijn eigen verklaring in een doosje samen met andere spullen gekregen. Hij mocht kijken wat hij ermee kon doen en heeft over de herkomst verder geen vragen gesteld. [16]
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte
de diefstal uit de auto’s van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ook zelf heeft gepleegd. De verklaring van de verdachte voor de aanwezigheid van de weggenomen goederen in zijn kamer, namelijk dat hij deze van een niet nader bij naam genoemde vriend heeft gekregen en mocht kijken wat hij ermee kon doen, maakt naar het oordeel van de rechtbank echter wel dat hij gelet op de door hemzelf geschetste omstandigheden waaronder hij deze goederen zegt te hebben ontvangen, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank acht derhalve feit 3, in de variant van schuldwitwassen, wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4
Op 5 juli 2019 is bij de verdachte op zijn kamer 10,7 gram cocaïne aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat deze cocaïne van [naam 7] was, die deze bij hem heeft achtergelaten.
De verdachte heeft dit feit bekend, hij heeft daarna niet anders verklaard en er is geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank acht op grond van de volgende bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte
feit 4 heeft begaan:
- de verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 25 november 2019;
- een proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris op 8 juli 2019;
- een proces-verbaal van bevindingen (p. 184/185).

4.De bewezenverklaring

De rechtbank is op grond van de onder paragraaf 3.3 genoemde bewijsmiddelen overtuigd dat de verdachte de feiten 1 primair, 2, 3 - in de variant van schuldwitwassen - en 4 heeft gepleegd.
De bewezenverklaring staat in bijlage 2 bij dit vonnis.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is ook strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte, onder toepassing van het strafrecht voor volwassenen, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan
4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht geen straf op te leggen die langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en bij de bepaling van de strafmaat uitdrukkelijk rekening te houden met de jonge leeftijd van de verdachte en de ontwikkelingsproblemen die er zijn hele jeugd zijn geweest.
De raadsman heeft primair de opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte verzocht in verband met toepassing van artikel 67a, derde lid, Strafvordering (Sv) en subsidiair verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van de geadviseerde bijzondere voorwaarde heeft de raadsman aangegeven dat het volgen van een niet nader geconcretiseerde behandeling bij De Waag of Fivoor te algemeen is en dat de door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering ter zitting geadviseerde voorwaarde van het hebben van een zinvolle dagbesteding niet bij afstraffing via het volwassenenstrafrecht past.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf en/of maatregel voor de verdachte gepast is, kijkt de rechtbank naar de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder ze zijn begaan en ook naar de persoon van de verdachte.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van diverse goederen uit een auto en aan diefstal van geld door contactloos te pinnen bij een tankstation met de ook uit de auto weggenomen pinpas. De verdachte heeft door deze diefstallen geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en kennelijk alleen aan zijn eigen geldelijk gewin gedacht.
Dat de verdachte vervolgens ook goederen, waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren, voorhanden heeft gehad, is eveneens erg verwerpelijk. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan schuldwitwassen, zoals in de bewezenverklaring staat omschreven.
Dat de verdachte daarnaast ook 10,7 gram cocaïne op zijn kamer had, is naar het oordeel van de rechtbank extra zorgelijk. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van cocaïne een ernstige bedreiging vormt voor de gezondheid en de psychische stabiliteit van de gebruikers en het leidt tot allerlei maatschappelijke problemen en problemen op het terrein van sociale veiligheid.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte volgens zijn strafblad van 7 november 2019 al eerder is veroordeeld voor soortgelijke en andere feiten.
Van deze eerdere, deels voorwaardelijke, veroordelingen heeft de verdachte kennelijk niets geleerd, nu hij zich in de proeftijd van nota bene drie van deze veroordelingen schuldig heeft gemaakt aan de thans bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank heeft het rapport gelezen van mevrouw [naam 8] ,
GZ-psycholoog, en van Reclassering Nederland (verder: de reclassering).
In het rapport van de psycholoog van 3 oktober 2019 leest de rechtbank dat de verdachte
naar het lijkt een bewuste keuze heeft gemaakt om niet aan het psychologisch onderzoek mee te werken. De rapporteur heeft de door de officier van justitie gestelde vragen dan ook niet kunnen beantwoorden.
Uit de informatie van de reclassering blijkt dat vanwege de ontkenning van de verdachte geen verbanden kunnen worden gelegd tussen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ten laste gelegde feiten.
Uit het onderzoek van de reclassering blijkt dat bij de verdachte sprake is van diverse risicofactoren. De vermoedens van een aanwezige licht verstandelijke beperking en mogelijke ADHD of autisme kunnen risico's vormen voor nieuwe justitiecontacten. Tevens kan de verdachte zich nauwelijks verplaatsen in de gevolgen van zijn handelen voor een ander.
Het cannabisgebruik van de verdachte is een aandachtspunt en ook het ontbreken van een motivatie of reden om zijn gedrag te veranderen is zorgelijk. Dit maakt tevens dat er twijfels zijn over de uitvoerbaarheid van het opgestelde plan van aanpak. De reclassering heeft gerapporteerd dat zij zal aansluiten bij de motivatie van betrokkene om zijn taakstraf af te ronden, zijn opleiding te hervatten en passend werk te vinden en middels motiverende gespreksvoering toe te werken naar een behandeling, passend bij de problematiek van de verdachte. Het inzetten van een enkelband is hierbij geïndiceerd, zodat er beter zicht is op de dagbesteding van de verdachte en hem een dag- en nachtstructuur kan worden geboden.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld, het risico op letselschade wordt ingeschat als laag en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog.
Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen. De verdachte is inmiddels
18 jaar en ondanks de jarenlange ingezet van interventies via de jeugdhulpverlening blijft de verdachte in aanraking komen met politie en justitie. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering ziet geen mogelijkheden meer voor begeleiding van de verdachte en heeft geadviseerd de volwassenreclassering de begeleiding te laten uitvoeren. De verdachte heeft gedurende de afgelopen jaren laten zien dat hij zijn eigen plan trekt en zijn eigen keuzes maakt. Intensieve begeleiding en behandeling middels de jongvolwassenenmethodiek die de volwassenreclassering hanteert, is geïndiceerd, waarbij een strikt kader en een flinke stok achter de deur nodig is.
Tevens wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere
voorwaarden de meldplicht bij de reclassering, waaronder ook het meewerken aan huisbezoeken valt, het volgen van een ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek van Fivoor, De Waag of een soortgelijke zorgverlener, een locatiegebod met elektronisch toezicht en het meewerken aan controle op drugsgebruik.
Op de zitting is namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering meegedeeld dat het advies van de reclassering in overleg is opgesteld en dat de behandeling erop gericht dient te zijn dat de verdachte zal leren de juiste keuzes te maken in moeilijke situaties en in contacten met vrienden en dat hij zal oefenen om te gaan met zijn beïnvloedbaarheid. Voorts is meegedeeld dat de school van de verdachte wel betrokken is, maar dat niet duidelijk is of hij direct weer terug kan komen. Als extra bijzondere voorwaarde wordt het hebben van een zinvolle dagbesteding geadviseerd.
Toepasselijk recht
De verdachte was tijdens het plegen van de feiten 18 jaar oud. Het strafrecht voor volwassenen is aan de orde.
De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen, maar de rechtbank ziet in de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan daar geen aanleiding voor, temeer niet nu de jarenlange inzet van jeugdhulpinterventies geen resultaat heeft gehad.
De rechtbank volgt dan ook het advies van de reclassering dat het strafrecht voor volwassenen dient te worden toegepast.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
De rechtbank is met de reclassering van oordeel dat een deels voorwaardelijke straf een passende sanctie is. Het voorwaardelijke strafdeel wordt opgelegd om recidive te voorkomen en om ervoor te zorgen dat de begeleiding van de reclassering kan worden ingezet en behandeling van de verdachte kan worden gewaarborgd. Dit deel van de straf hoeft de verdachte dus alleen te ondergaan als hij zich niet aan bepaalde hierna te noemen voorwaarden houdt. De rechtbank acht, met name gelet op de gemiddeld tot hoge recidivekans en de proceshouding van de verdachte begeleiding door de reclassering noodzakelijk. De rechtbank is voorts van oordeel dat, gelet op de ter zitting gegeven toelichting van de zijde van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, ook het volgen van een ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek van Fivoor, De Waag of een soortgelijke zorgverlener noodzakelijk.
Het door de reclassering geadviseerde locatiegebod met elektronisch toezicht en het meewerken aan de controle op drugsgebruik zal de rechtbank eveneens als bijzondere voorwaarden opleggen.
Nu onduidelijk is of de verdachte zijn opleiding direct kan vervolgen, ziet de rechtbank reden om het hebben van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school en/of werk als extra bijzondere voorwaarde op te leggen.
De proeftijd stelt de rechtbank vast op 2 jaren. De rechtbank acht deze termijn lang genoeg. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, gaat van de duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf af.
Tijdens de behandeling ter zitting heeft de rechtbank het verzoek van de raadsman tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte afgewezen.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 3]heeft een vordering ingediend voor een bedrag van
€ 1.373,65aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van benadeelde partij [slachtoffer 3] in de vordering. Subsidiair, mocht de rechtbank tot bewezenverklaring van eenvoudig witwassen komen, heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de vordering bepleit, primair omdat het causale verband tussen de geleden schade aan de auto van de benadeelde partij en het ten laste gelegde feit ontbreekt, en subsidiair omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien het causale verband tussen de geleden schade aan de auto van de benadeelde partij en het bewezenverklaarde feit, schuldwitwassen, ontbreekt.
Het is naar het oordeel van de rechtbank niet de verdachte geweest die de auto van benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft opengebroken en aldus de schade heeft veroorzaakt.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij ook moet worden veroordeeld in de kosten die de
verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt.
De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

8.1
De voorwaardelijk opgelegde straffen
Bij vonnis van 29 mei 2017 van de kinderrechter in deze rechtbank, onherroepelijk geworden op 18 oktober 2017, is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van twee jaar (parketnummer
09-231769-16).
Voorts is de verdachte bij vonnis van 7 maart 2019 van de kinderrechter in deze rechtbank, onherroepelijk geworden op 22 maart 2019, veroordeeld tot een jeugddetentie van 30 dagen, waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar (parketnummer
09-777093-19).
Tenslotte is de verdachte bij beslissing van 28 maart 2019 van het Gerechtshof Den Haag, onherroepelijk geworden op 12 april 2019, veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar (parketnummer 22-004600-18).
8.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd alle vorderingen tot tenuitvoerlegging toe te wijzen, opdat de verdachte als volwassene met een schone lei kan beginnen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om afwijzing van de vorderingen, voor zover deze de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie zouden betekenen, nu de verdachte in de onderhavige zaak al vrij lang in voorarrest zit. De raadsman heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vordering voor zover dit een voorwaardelijke werkstraf betreft. Daarbij dient dan wel de bijzondere voorwaarde te worden gewijzigd, omdat de reclassering de begeleiding van de verdachte zal overnemen.
Mocht de rechtbank alle vorderingen tot tenuitvoerlegging toewijzen, dan bepleit de raadsman de jeugddetentie om te zetten in een werkstraf.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde, opgelegd bij voormelde beslissingen van de kinderrechter in de rechtbank dan wel het Gerechtshof Den Haag niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de drie proeftijden die bij deze beslissingen zijn opgelegd, schuldig heeft gemaakt aan de thans bewezen verklaarde feiten. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de vorderingen alle drie toe te wijzen.
De verdachte heeft de rechtbank, mede ook door zijn proceshouding, geen enkele reden gegeven om de gevorderde jeugddetentie om te zetten in een werkstraf.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De straf is gebaseerd op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 57, 310, 420quater van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet;
zoals ze golden op het moment dat de feiten gepleegd werden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten:
de wettelijke kwalificaties van deze feiten zijn:
feit 1 primair
diefstal
feit 2
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
feit 3
schuldwitwassen
feit 4
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 188 DAGEN;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier van afgetrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
bepaalt dat
30 DAGENvan deze jeugddetentie niet ten uitvoer zullen worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die
2 jaaris, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een
strafbaar feit;
2. dat hij zich binnen drie dagen (tussen 9.00-12.00 of 13.00-16.00 uur) zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag, op momenten waarop de reclassering dat wil en zolang zij dat wil;
3. dat hij een ambulante behandeling zal volgen bij de Forensische Polikliniek van Fivoor, De Waag of een soortgelijke zorgverlener op, door of namens de behandelaar(s) aan te geven, tijdstippen en plaatsen, zolang de reclassering dit nodig acht;
4. dat hij
gedurende de eerste drie maandenvan de proeftijd op door de reclassering vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het adres
[adres 1] ’s-Gravenzande, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht,
waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze voorwaarde;
5. dat hij zich zal onthouden van het gebruik van (soft)drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek,
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. dat hij een zinvolle dagbesteding zal hebben in de vorm onderwijs en/of werk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft de opdracht aan Reclassering Nederland om erop toe te zien dat de veroordeelde zich zal houden aan de voorwaarden en om hem daarbij te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarden dat hij gedurende de proeftijd:
7. voor het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van
vingerafdrukken of een identiteitsbewijs (artikel 1 Wet op de identificatieplicht)
zal laten inzien;
8. zal meewerken aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid,
van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder
begrepen;
heft op de voorlopige hechtenisvan de verdachte;
ten aanzien van feit 3:
bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 3]niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op € 0,00, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis
van de kinderrechter in deze rechtbank van 29 mei 2017, gewezen onder parketnummer
09-231769-16, te weten:
jeugddetentie voor de duur van 2 weken;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis
van de kinderrechter in deze rechtbank van 7 maart 2019, gewezen onder parketnummer
09-777093-19, te weten:
jeugddetentie voor de duur van 13 dagen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormelde beslissing
van het Gerechtshof Den Haag van 28 maart 2019, gewezen onder parketnummer
22-004600-18, te weten:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
30 uren subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E.M.G. van Wezel, voorzitter,
mr. C.M. van der Kleijn, rechter,
mr. R.J. Wortelboer, rechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2019.
Mr. Wortelboer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlagen:
1) de tenlastelegging
2) de bewezenverklaring
Bijlage 1. De tenlastelegging
Aan bovenbedoeld gedagvaarde persoon is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2019 te 's-Gravenzande, gemeente Westland een pinpas (op naam van
[slachtoffer 1] ) en/of een lgitimatiebewijs (op naam van [slachtoffer 1] ) en/of een telefoonoplader en/of een jas (merk: Human Nature) en/of een rijbewijs (op naam van [naam 1] ) en/of een boormachine (merk: Makita), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [naam 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 mei 2019 tot en met 5 juli 2019, te 's-Gravenzande, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van één of meerdere voorwerpen (te weten een bankpas op naam van [slachtoffer 1] en/of een boormachine (naam: Makita))
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of
- heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q.
deze voorwerpen is/zijn en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen,
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
- heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen,
geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2019 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een betaal- en/of geldautoma(a)t(en) heeft weggenomen één of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een bankpas en/of bijhorende pincode tot het gebruik waartoe zij, verdachte, niet gerechtigd was, in/uit één of meer betaal- en/of geldautoma(a)t(en) één
of meer geldbedragen (contactloos) te pinnen, tengevolge waarvan genoemde geldbedrag(en) van de rekening van voornoemde [slachtoffer 1] werd(en) afgeschreven;
3.
hij op of omstreeks 5 juli 2019, te 's-Gravenzande, gemeente Westland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van één of meerdere voorwerpen (bankpas en/of navigatiesystemen (TomTom) en/of autoradio's en/of paspoort op naam van [slachtoffer 2] en/of kentekenbewijs (kenteken [kenteken] )
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of
- heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q.
deze voorwerpen is/zijn en/of
dit voorwerp c.q. deze voorwerpen,
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
- heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen,
geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 5 juli 2019 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 10,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bijlage 2. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2019 te 's-Gravenzande, gemeente Westland een pinpas (op naam van
[slachtoffer 1] ) en een lgitimatiebewijs (op naam van [slachtoffer 1] ) en een telefoonoplader en een jas (merk: Human Nature) en een rijbewijs (op naam van [naam 1] ) en een boormachine (merk: Makita), in elk geval enig goed, dat aan een ander toebehoorde
en/ofaan [slachtoffer 1] en/of [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 11 mei 2019 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder
zijnbereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een bankpas tot het gebruik waartoe
hij, verdachte, niet gerechtigd was, contactloos te pinnen, tengevolge waarvan genoemde geldbedrag van de rekening van voornoemde [slachtoffer 1] werd afgeschreven;
3.
hij op 5 juli 2019, te 's-Gravenzande, gemeente Westland, voorwerpen (
eennavigatie
systeem(TomTom) en paspoort op naam van [slachtoffer 2] en kentekenbewijs (kenteken [kenteken] )
- heeft voorhanden heeft gehad,
terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden,
dat die voorwerpen,
geheel of gedeeltelijk,
middellijk,
afkomstig waren uit enig misdrijf;
4.
hij op 5 juli 2019 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
10,7 gram, van een materiaalbevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn terug te vinden in het dossier van politie Eenheid Den Haag met het nummer
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , met bijlagen, p. 66-71
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 72-73
4.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 85-89
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 86
6.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, met bijlagen, p. 90-94
7.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte 2] , p. 50-51
8.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 106-131
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 2] , p. 136-142
10.Verklaring verdachte ter zitting van 25 november 2019
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , met bijlagen, p. 170-173
12.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 106-131
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 2] , p. 136-142
14.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 106-131
15.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , met bijlage, p. 175-179
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 2] , p. 136-142