ECLI:NL:RBDHA:2019:13404
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Cubaanse lesbische vrouw afgewezen; onvoldoende bewijs voor vervolging bij terugkeer naar Cuba
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Cubaanse vrouw, die lesbisch is en lid van de organisatie Cuba Decide. De vrouw had eerder een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Cuba te vrezen had voor vervolging. De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere uitspraken en de algemene situatie van LHBTI-rechten in Cuba, waaruit blijkt dat LHBTI niet systematisch worden vervolgd. De vrouw had in haar asielaanvraag gesteld dat zij vanwege haar seksuele geaardheid en haar politieke activisme in Nederland vreest voor vervolging in Cuba. De rechtbank oordeelde echter dat het enkele lidmaatschap van Cuba Decide, in combinatie met haar seksuele geaardheid, niet voldoende was om aan te nemen dat zij bij terugkeer in gevaar zou komen. De rechtbank concludeerde dat de vrouw niet had aangetoond dat zij in de negatieve belangstelling van de Cubaanse autoriteiten staat en dat haar persoonlijke omstandigheden niet wezenlijk anders zijn dan die van andere Cubanen. Het beroep werd ongegrond verklaard.