ECLI:NL:RBDHA:2019:13440
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 december 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van asielaanvragen. Verzoekers, waaronder een moeder en haar minderjarige kinderen, hadden beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk had verklaard. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij in afwachting waren van de uitkomst van hun beroep.
De zitting vond plaats op 26 november 2019, waar verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, mr. A.S.R. Mangroelal. Verzoeker was niet persoonlijk aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M. Berg. Tijdens de zitting was ook een tolk, R. el Haddar, aanwezig. De rechtbank heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in de aanverwante zaken NL19.26993 en NL19.26995, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening kwam te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.