ECLI:NL:RBDHA:2019:13685
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Burengeschil over geluidsoverlast en onrechtmatige hinder tussen twee bewoners
In deze zaak, behandeld door de wijkrechter van de Rechtbank Den Haag, hebben twee buren, aangeduid als verzoekster en verzoeker, elkaar beschuldigd van overlast. Verzoekster, die in een benedenwoning met tuin woont, klaagt over het gedrag van verzoeker, die in een appartementencomplex boven haar woont. Verzoekster stelt dat verzoeker haar het leven zuur maakt door te klagen over het geblaf van haar honden en door haar te beledigen. Verzoeker daarentegen beschuldigt verzoekster van geluidsoverlast door het blaffen van haar honden en het maken van provocerende opmerkingen. De procedure is gestart op verzoek van beide partijen, die instemden met de wijkrechterprocedure.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De wijkrechter heeft vastgesteld dat niet alle hinder als onrechtmatig kan worden gekwalificeerd. De rechter benadrukt dat buren een zekere mate van hinder van elkaar moeten accepteren. De beoordeling van onrechtmatige hinder hangt af van de aard, ernst en duur van de hinder, evenals de plaatselijke omstandigheden.
Na het horen van de argumenten van beide partijen, concludeert de wijkrechter dat de klachten van verzoekster over verzoeker niet voldoende zijn om te spreken van onrechtmatige hinder. Evenzo zijn de klachten van verzoeker over verzoekster niet zodanig dat deze als onrechtmatig kunnen worden aangemerkt. Beide verzoeken worden afgewezen, en de kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.