ECLI:NL:RBDHA:2019:13691
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verlenging verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling en beoordeling van bezwaargronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan over de verlenging van een verblijfsvergunning voor eiser, een Egyptische nationaliteit houder, die onder de beperking 'medische behandeling' valt. Eiser had eerder een verblijfsvergunning gekregen die geldig was tot 11 april 2016, maar zijn aanvraag voor verlenging werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerdere uitspraak van 24 juli 2018 het beroep van eiser gegrond verklaard en het besluit van 17 november 2016 vernietigd, omdat het BMA-advies onvoldoende inzichtelijk was. De staatssecretaris heeft vervolgens op 6 juni 2019 een nieuwe verblijfsvergunning verleend, geldig van 31 januari 2019 tot 31 januari 2020.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit nieuwe besluit, waarbij hij aanvoert dat zijn eerdere bezwaargronden niet zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, omdat een eerdere ingangsdatum van de verblijfsvergunning kan leiden tot een sterker verblijfsrecht. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte de bezwaargronden van eiser niet heeft betrokken bij het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024.