ECLI:NL:RBDHA:2019:13779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
C-09-585101-KG ZA 19-1208
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J. Hoekstra - van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over verstrekking van emissiedata door RIVM aan eiseressen met betrekking tot stikstofbeleid

In deze zaak, die op 16 december 2019 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eiseressen, Stichting Stikstof Claim en Stichting Mesdag-Zuivelfonds NLTO, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eiseressen hebben verzocht om de verstrekking van emissiedata die door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) zijn gebruikt voor het Aerius-model, dat de stikstofdepositie berekent. Eiseressen stellen dat deze data cruciaal zijn voor het beoordelen van de voorgenomen wijzigingen in de Meststoffenwet en de Spoedwet aanpak Stikstof, die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de agrarische sector.

De gedaagde, de Staat, heeft aangegeven bereid te zijn om de data te verstrekken, maar heeft ook gewezen op de noodzaak om rekening te houden met de privacybelangen van derden. De voorzieningenrechter heeft de Staat opgedragen om vóór 1 januari 2020 een beslissing te nemen over de verstrekking van de gevraagde data. Bij een positieve beslissing moet de Staat binnen een week de data aan eiseressen verstrekken, en bij een negatieve beslissing moet de Staat duidelijk motiveren waarom de data niet kunnen worden verstrekt.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de eiseressen niet zodanig spoedeisend zijn dat onmiddellijke verstrekking van de data noodzakelijk is, maar heeft wel benadrukt dat de Staat zijn besluitvorming zorgvuldig moet uitvoeren. De rechter heeft geen dwangsom opgelegd, omdat de Staat doorgaans rechterlijke uitspraken naleeft. De proceskosten zijn voor iedere partij afzonderlijk.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/585101 / KG ZA 19/1208
Vonnis in kort geding van 16 december 2019
in de zaak van

1.STICHTING STIKSTOF CLAIM te Lelystad,

2.
STICHTING MESDAG-ZUIVELFONDS NLTOte Smallingerland,
eiseressen,
advocaten mrs. F.M.C. Boesberg en J.T. Fuller te Zwolle,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN(Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. E.C. Pietermaat en H.J.M. Besselink te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door gedaagde overgelegde productie;
- de op 13 december 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door eiseressen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 16 december 2019 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 19 december 2019.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Eiseres sub 1 behartigt belangen van natuurlijke en rechtspersonen die negatieve gevolgen ondervinden van het stikstof- en/of ammoniakbeleid en/of het natuur- en/of waterbeleid van overheden en de daarmee gepaard gaande regelgeving. Eiseres sub 2 verricht activiteiten gericht op het ontwikkelen van nieuwe dan wel het verbeteren van bestaande zuivelproducten en de bereidingswijze daarvan en activiteiten gericht op verlaging van kosten per eenheid en/of de verbetering van de kwaliteit bij de productie van melk van rundvee.
2.2.
Onderdeel van gedaagde is het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (verder: het RIVM). Het RIVM hanteert het Aerius-model, dat voor alle bronnen, met uitzondering van het wegverkeer, de verspreiding van de emissies en de depositiebijdrage berekent met het Operationele Prioritaire Stoffen model (OPS).

3.Het geschil

3.1.
Eiseressen vorderen, na wijziging van eis ter zitting, zakelijk weergegeven, gedaagde te veroordelen om uiterlijk maandagochtend 16 december 2019 aan eiseressen te verstrekken alle emissiedata die zijn gebruikt om te komen tot het “taartpuntendiagram”, dan wel een andere voorziening te treffen die de voorzieningenrechter geraden voorkomt, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voeren eiseressen – samengevat – het volgende aan. Gedaagde is voornemens op zeer korte termijn regelgeving vast te stellen die in het bijzonder ingrijpende gevolgen kan hebben voor de agrarische sector in Nederland en daarmee voor de achterban van eiseres sub 1. De regelgeving staat voorts centraal bij de doelstellingen van eiseres sub 2. Gedaagde heeft meermaals op de verzoeken van eiseressen toegezegd de door hen gewenste gegevens te zullen verstrekken. Deze gegevens ontbreken echter nog steeds deels. De thans gevraagde data zijn nodig om vast te kunnen stellen of de voorgenomen ingrijpende wijzigingen van de Meststoffenwet en de Spoedwet aanpak Stikstof (verder: de Spoedwet) op goede gronden tot stand zijn gekomen. Eiseressen zijn van mening dat dit niet het geval is en zij zijn voornemens daarover te gaan procederen. Hiervoor is het echter onder andere van belang om inzicht te hebben in de oorzaken van de stikstofproblematiek en de door het RIVM voor haar berekeningen gebruikte data.
3.3.
Gedaagde voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat vaststaat dat eiseressen de afgelopen maanden bij gedaagde meermaals gegevens en informatie hebben opgevraagd en ook (deels) hebben gekregen. Zo is onder meer de gevraagde documentatie betreffende het model OPS openbaar gemaakt en zijn diverse vragen van eiseressen beantwoord, deels in het in dit geding door gedaagde overgelegde stuk, deels al eerder. Ook ten aanzien van de thans nog gevorderde data heeft gedaagde zijn bereidheid uitgesproken om deze in beginsel te verstrekken, met dien verstande dat hij erop heeft gewezen dat hij nog doende is een definitief standpunt te bepalen omdat hij daarbij oog moet hebben voor de belangen van derden.
4.2.
Daarbij gaat het volgens gedaagde met name om privacybelangen van derden, omdat de verzochte data op het detailniveau van individuele bedrijven veel informatie bevatten, die deels concurrentiegevoelig is. Gedaagde stelt nog tijd nodig te hebben – vier à vijf weken – om zijn standpunt hierover te bepalen en na te gaan of deze data integraal kunnen worden vrijgegeven. Gedaagde heeft er daarbij op gewezen dat in het systeem waarin bedrijven de gegevens registreren, deze bedrijven kunnen aangeven of zij wensen dat informatie vertrouwelijk blijft of niet. Hij wijst er op dat hij mede gelet daarop zorgvuldig te werk moet gaan ten opzichte van die bedrijven. Die moeten volgens gedaagde minst genomen worden geïnformeerd of bevraagd over een voornemen tot verstrekking van de gegevens aan eiseressen. Gedaagde heeft toegelicht dat dit de reden is dat hij een eerdere toezegging om de gegevens te verstrekken nadien enigszins heeft genuanceerd.
4.3.
Eiseressen hebben ten aanzien van het door gedaagde genoemde tijdsbestek voor de standpuntbepaling gesteld dat dit sneller zou moeten kunnen worden afgerond. Afgezien daarvan stellen zij dat nu al kan worden vastgesteld dat hun belangen zwaarder moeten wegen dan de belangen van de bedrijven op wie de gegevens betrekking hebben, zodat openbaarmaking van de data per omgaande dient plaats te vinden. Zij wijzen er hierbij op dat het voortbestaan van agrarische bedrijven wordt bedreigd, omdat de voorgenomen maatregelen ernstig ingrijpen in hun bedrijfsvoering. Voorts wijzen eiseressen er op dat het feitelijk om openbare gegevens gaat, zodat bedrijven zich niet achter de vertrouwelijkheid daarvan kunnen verschuilen.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij in dit geding niet kan vaststellen wie van partijen het gelijk aan zijn zijde heeft in de discussie over de vraag of de vertrouwelijkheid van de gegevens in de weg staat aan het integraal verstrekken daarvan. Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen heeft gedaagde zijn standpunt hierover nog niet definitief bepaald en is hij nog doende na te gaan in hoeverre openbaarmaking van de data op zwaarwegende bezwaren stuit. De voorzieningenrechter acht het gerechtvaardigd dat die besluitvorming zorgvuldig plaats vindt. Eiseressen hebben er weliswaar op gewezen dat zij al sinds september van dit jaar inzage hebben gevraagd in specifieke gegevens, maar zij hebben niet aannemelijk weten te maken dat zij eerder dan medio november 2019 om de thans gevorderde emissie-
datahebben gevraagd. Eiseressen stellen weliswaar dat een belangenafweging onder de gegeven omstandigheden evident in hun voordeel moet uitvallen, maar naar oordeel van de voorzieningenrechter kan die belangenafweging in dit kort geding nog niet ten volle worden gemaakt. De voorzieningenrechter overweegt in dat kader dat weliswaar juist is dat er sprake is van een vergaande openbaarmakingsverplichting in het Europese milieurecht maar dat gedaagde gemotiveerd heeft gesteld dat zorgvuldig moet worden nagegaan of dat voldoende is om zonder meer tot openbaarmaking van de gevraagde data over te gaan. De voorzieningenrechter beschikt thans over onvoldoende informatie om in dit geding te kunnen beoordelen tot welke beslissing een en ander zou moeten leiden, laat staan te voorspellen hoe een bodemrechter in voorkomend geval daarover zal oordelen.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt verder vast dat de gevolgen van de gevraagde verstrekking van data onomkeerbaar zijn, hetgeen op zichzelf in kort geding reeds noopt tot terughoudendheid. Daarentegen is het belang aan de zijde van eiseressen om uiterlijk op 16 december 2019 te kunnen beschikken over de gegevens naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zodanig spoedeisend dat er sprake zal zijn van onherstelbare gevolgen aan de zijde van (de achterban van) eiseressen als de data niet direct worden verstrekt. Het enkele feit dat de stemming in de Eerste Kamer over de Spoedwet nog deze week zal plaatsvinden is daarvoor onvoldoende.
4.6.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de primaire vordering niet vatbaar is voor toewijzing in dit geding. De zorgvuldigheidsverplichting van gedaagde heeft hij echter niet alleen ten opzichte van de bedrijven waar de data betrekking op hebben, maar ook ten opzichte van eiseressen. Die verplichting brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter mee dat gedaagde gehouden is om zo spoedig mogelijk, maar wel binnen een redelijke en haalbare termijn, een beslissing te nemen op het verzoek van eiseressen tot afgifte van alle data. Vervolgens dient gedaagde bij een positieve beslissing binnen een week nadien over te gaan tot afgifte van de betreffende data aan eiseressen. Bij een negatieve beslissing dient gedaagde helder te motiveren waarom integrale afgifte van data volgens gedaagde achterwege dient te blijven. Dat stelt eiseressen in de gelegenheid om zich te beraden op het desgewenst zetten van nadere juridische stappen.
4.7.
Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de voorziening te treffen zoals hierna vermeld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit past binnen de vrijheid die zij heeft in een procedure als de onderhavige, mede gezien de subsidiaire vordering zoals door eiseressen ter zitting geformuleerd.
4.8.
Omdat gedaagde rechterlijke uitspraken pleegt na te komen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het opleggen van een dwangsom.
4.9.
In de omstandigheid dat partijen over en weer deels in het (on)gelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- gebiedt gedaagde om vóór 1 januari 2020 een beslissing te nemen op het verzoek van eiseressen om aan hen alle emissiedata te verstrekken die zijn ingevoerd in het Aerius-systeem en die hebben geleid tot het partijen genoegzaam bekende diagram van stikstofdepositie per sector, en bij een
positievebeslissing binnen een week nadien over te gaan tot afgifte van de betreffende data aan eiseressen en bij een
negatievebeslissing helder te motiveren waarom integrale afgifte van data volgens gedaagde achterwege dient te blijven;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2019.
ts