ECLI:NL:RBDHA:2019:1383
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering aanvraag Nederlands paspoort op basis van Nederlanderschap na erkenning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had een aanvraag voor een Nederlands paspoort ingediend, maar deze werd door de Minister niet in behandeling genomen. De Minister stelde dat eiseres niet het Nederlanderschap bezat, omdat zij niet staande huwelijk was geboren en pas als meerderjarige door haar vader was erkend. Eiseres, geboren in de Dominicaanse Republiek, betoogde dat zij via haar vader recht had op het Nederlanderschap, aangezien zij bij de geboorte de geslachtsnamen van beide ouders had gekregen en haar vader, die Nederlander was, haar had erkend.
De rechtbank overwoog dat volgens artikel 9 van de Paspoortwet iedere Nederlander recht heeft op een nationaal paspoort, maar dat dit recht alleen geldt als de aanvrager het Nederlanderschap bezit. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor het Nederlanderschap, omdat zij niet staande huwelijk was geboren en reeds meerderjarig was op het moment van erkenning door haar vader. De rechtbank verwierp het beroep van eiseres en verklaarde het ongegrond, waarbij zij ook opmerkte dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter R.H. Smits, in aanwezigheid van griffier H.G. Egter van Wissekerke.