ECLI:NL:RBDHA:2019:1383

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
18 februari 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4159
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering aanvraag Nederlands paspoort op basis van Nederlanderschap na erkenning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had een aanvraag voor een Nederlands paspoort ingediend, maar deze werd door de Minister niet in behandeling genomen. De Minister stelde dat eiseres niet het Nederlanderschap bezat, omdat zij niet staande huwelijk was geboren en pas als meerderjarige door haar vader was erkend. Eiseres, geboren in de Dominicaanse Republiek, betoogde dat zij via haar vader recht had op het Nederlanderschap, aangezien zij bij de geboorte de geslachtsnamen van beide ouders had gekregen en haar vader, die Nederlander was, haar had erkend.

De rechtbank overwoog dat volgens artikel 9 van de Paspoortwet iedere Nederlander recht heeft op een nationaal paspoort, maar dat dit recht alleen geldt als de aanvrager het Nederlanderschap bezit. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor het Nederlanderschap, omdat zij niet staande huwelijk was geboren en reeds meerderjarig was op het moment van erkenning door haar vader. De rechtbank verwierp het beroep van eiseres en verklaarde het ongegrond, waarbij zij ook opmerkte dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter R.H. Smits, in aanwezigheid van griffier H.G. Egter van Wissekerke.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR AWB 18/4159

uitspraak van de enkelvoudige kamer van * in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. I.S. IJserinkhuijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een Nederlands paspoort niet in behandeling genomen.
Eiseres heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 1 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2019.
Eiseres noch haar gemachtigde zijn – met bericht van verhindering – ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Paspoortwet heeft iedere Nederlander binnen de grenzen bij deze wet bepaald, recht op een nationaal paspoort, geldig voor tien jaren en voor alle landen.
2 Het geschil betreft de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet het Nederlanderschap bezit en om die reden de aanvraag om afgifte van een Nederlands paspoort niet in behandeling heeft genomen.
3 Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1969 in de Dominicaanse Republiek en heeft de Dominicaanse nationaliteit. De geboorteakte is opgemaakt op [datum] 1989. Eiseres was toen meerderjarig.
Op de geboorteakte staan de heer [X] als vader en mevrouw [Y] als moeder vermeld. De heer [X] en mevrouw [Y] zijn op [datum] 1988 te Curaçao in het huwelijk getreden. Op 23 februari 1989 is eiseres door heer [X] erkend.
De heer [X] was in het bezit van Nederlanderschap. Zowel ten tijde van het aangaan van het huwelijk van de heer [X] en mevrouw [Y] , als ten tijde van de erkenning ven eiseres door de heer [X] , was eiseres meerderjarig.
4 Verweerder heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat eiseres (1) niet staande huwelijk is geboren en (2) eerst als meerderjarige is erkend. Daardoor heeft zij het Nederlanderschap nimmer verkregen.
5 Eiseres heeft in beroep betoogd dat zij sedert haar geboorte (via haar vader) in bezit is van Nederlanderschap, aangezien zij is geboren in een feitelijke gezinssituatie met haar biologische ouders en bij de geboorte de geslachtsnamen heeft gekregen van beide ouders. Door het toepasselijke Dominicaans recht is zij door geboorte het wettige kind van de biologische vader geworden en heeft hierdoor de Nederlandse nationaliteit verkregen.
6 De rechtbank overweegt het volgende.
De bevoegdheid van verweerder heeft slechts betrekking op het afgeven van een reisdocument in het geval vaststaat dat de aanvrager de Nederlandse nationaliteit bezit.
Niet in geschil is dat eiseres niet staande huwelijk is geboren en reeds meerderjarig was toen zij door de heer [X] is erkend. Dat zij – zoals zij stelt - is geboren in een feitelijke gezinssituatie met haar biologische ouders en bij de geboorte de geslachtsnamen heeft gekregen van beide ouders, maakt dit niet anders. Eiseres kon het Nederlanderschap door geboorte alleen verkrijgen doordat zij staande huwelijk werd geboren dan wel (voordat zij meerderjarig werd) door de Nederlandse vader werd erkend. Van beide situaties is geen sprake.
De rechtbank stelt verder vast dat in het geval van eiseres het verzoek om gerechtelijke vaststelling van het Nederlanderschap met terugwerkende kracht, omdat tussen haar en haar vader een familierechtelijke betrekking zou zijn ontstaan en zij zo het Nederlanderschap van rechtswege zou hebben verkregen, is afgewezen bij uitspraak van de civiele kamer van deze rechtbank van 2 januari 2019 (HA RK 18-52, C/09/546990).
Ook gelet hierop bestaat dan ook geen grond voor de conclusie dat verweerder de aanvraag om afgifte van een Nederlands paspoort ten onrechte niet in behandeling heeft genomen.
7 Het beroep is ongegrond.
8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op *.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.