ECLI:NL:RBDHA:2019:14045

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
2 januari 2020
Zaaknummer
18_7417
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bpm-zaak betreffende naheffingsaanslag op basis van kampeerauto versus gesloten bestelauto

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is een beroep ingesteld tegen een naheffingsaanslag Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) die aan eiser was opgelegd. De rechtbank heeft op 5 december 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de classificatie van een voertuig. Eiser had aangifte Bpm gedaan op basis van een koerslijst voor een gesloten bestelauto, terwijl het voertuig in kwestie een kampeerauto betreft. De inspecteur van de Belastingdienst, verweerder, heeft de naheffingsaanslag opgelegd op basis van de waardedaling van een kampeerauto, wat volgens de rechtbank terecht was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie, ondanks het verzoek van eiser. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat de waardedaling van een kampeerauto niet gelijk is aan die van een gesloten bestelauto. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 18/7417
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2019 in de zaak tussen

[eiser] h.o.d.n. [bedrijf] , wonende te [woonplaats] , eiser(gemachtigde: [A] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 27 juli 2018 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2019. Kort voor de zitting is door partijen verzocht om uitstel van de zitting. Dit verzoek is afgewezen.
Verweerder heeft zich op zitting laten vertegenwoordigen door [B] en [C] . Namens eiser is, zonder bericht van verhindering, niemand verschenen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Partijen hebben op 19 respectievelijk 20 november 2019 verzocht om uitstel van de zitting omdat zij recent, naar aanleiding van een zitting bij de rechtbank Gelderland, zijn gestart met onderhandelingen over een vaststellingsovereenkomst. In die vaststellingsovereenkomst zullen, zo mogelijk, alle lopende zaken worden betrokken waarbij de gemachtigde optreedt. Gelet op het prille stadium van deze onderhandelingen en de vooralsnog onzekere uitkomst daarvan heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om de zitting uit te stellen. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking dat het verzoek om uitstel pas kort voor de geplande zittingsdatum is ontvangen.
2. Eiser heeft met betrekking tot een Fiat Ducato (de auto) aangifte Bpm gedaan op basis van een koerslijst voor een gesloten bestelauto. Aangezien het echter om een kampeerauto gaat, kan volgens verweerder bij het bepalen van de afschrijving op de auto niet worden uitgegaan van een koerslijst voor een gesloten bestelauto. Bij gebreke van een koerslijst voor een kampeerauto heeft verweerder de verschuldigde belasting berekend aan de hand van de afschrijvingstabel van artikel 8 van de Uitvoeringsregeling Bpm 1992 en de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
3. De waardedaling van een kampeerauto verloopt niet in gelijke mate als de waardedaling van een gesloten bestelauto. Aldus dient bij het bepalen van de waardedaling van een kampeerauto te worden aangesloten bij de waardedaling zoals die zich in economisch verkeer voordoet bij kampeerauto’s (vgl. HR 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:847). Eiser heeft niet gesteld dat in onderhavige zaak geen wezenlijke verschillen bestaan tussen de kampeerauto waarop de aangifte ziet en de gesloten bestelauto waarvan hij bij zijn aangifte is uitgegaan. Verweerder is bij het opleggen van de naheffingsaanslag dan ook terecht uitgegaan van een kampeerauto en niet van een gesloten bestelauto. Uit het hiervoor vermelde arrest volgt dat de naheffingsaanslag niet in strijd is met artikel 110 VWEU.
4. Eiser heeft verzocht om op de voet van artikel 267 van het VWEU ten aanzien van de door haar aangevoerde geschilpunten prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie te stellen. Artikel 267 VWEU behelst een bevoegdheid tot het stellen van prejudiciële vragen, doch de rechtbank is hier niet toe verplicht. De rechtbank ziet in al hetgeen eiser heeft aangevoerd geen reden om een of meer prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie te stellen en gaat daarom voorbij aan het verzoek van eiser.
5. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.