ECLI:NL:RBDHA:2019:14135
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van Bedouns uit Koeweit wegens onvoldoende bewijs van vervolging en discriminatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Bedouns uit Koeweit, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waren afgewezen. De eisers stelden dat zij afkomstig zijn uit Koeweit en dat zij, als Bedouns, het risico lopen op ernstige en systematische discriminatie indien zij hun gedocumenteerde status in Koeweit verliezen. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van de staatssecretaris beoordeeld en vastgesteld dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in Koeweit niet in aanmerking komen voor een verlenging van hun reviewcards, die hun status als Bedouns bevestigen.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd van de risico's die zij zouden lopen bij terugkeer naar Koeweit. De eisers hadden weliswaar aangegeven dat hun reviewcards waren verlopen, maar dit was niet voldoende om aan te tonen dat zij niet in staat zouden zijn om deze te verlengen. Bovendien hadden de eisers geen pogingen ondernomen om hun documenten te verlengen, wat de rechtbank als een belangrijke factor beschouwde.
De rechtbank concludeerde dat de eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij blootgesteld zouden worden aan zodanig ernstige en systematische discriminatie dat dit als vervolging of als een schending van artikel 3 van het EVRM zou kunnen worden aangemerkt. De beroepen van de eisers werden ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier W.H. Mentink, en is openbaar gemaakt op 19 december 2019.