ECLI:NL:RBDHA:2019:14135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
3 januari 2020
Zaaknummer
NL19.23561 NL19.23563
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Bedouns uit Koeweit wegens onvoldoende bewijs van vervolging en discriminatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Bedouns uit Koeweit, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waren afgewezen. De eisers stelden dat zij afkomstig zijn uit Koeweit en dat zij, als Bedouns, het risico lopen op ernstige en systematische discriminatie indien zij hun gedocumenteerde status in Koeweit verliezen. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van de staatssecretaris beoordeeld en vastgesteld dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in Koeweit niet in aanmerking komen voor een verlenging van hun reviewcards, die hun status als Bedouns bevestigen.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd van de risico's die zij zouden lopen bij terugkeer naar Koeweit. De eisers hadden weliswaar aangegeven dat hun reviewcards waren verlopen, maar dit was niet voldoende om aan te tonen dat zij niet in staat zouden zijn om deze te verlengen. Bovendien hadden de eisers geen pogingen ondernomen om hun documenten te verlengen, wat de rechtbank als een belangrijke factor beschouwde.

De rechtbank concludeerde dat de eisers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij blootgesteld zouden worden aan zodanig ernstige en systematische discriminatie dat dit als vervolging of als een schending van artikel 3 van het EVRM zou kunnen worden aangemerkt. De beroepen van de eisers werden ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier W.H. Mentink, en is openbaar gemaakt op 19 december 2019.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.23561 en NL19.23563

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], eiser

[naam2], eiseres
hierna gezamenlijk; eisers
V-nummers: [nummer] en [nummer2]
(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 3 oktober 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als ongegrond. Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2019. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Gorges. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen dat zij afkomstig zijn uit Koeweit, en behoren tot de Bedouns. Eisers vrezen dat zij in Koeweit zullen worden blootgesteld aan ernstige en systematische discriminatie indien zij hun gedocumenteerde status in dat land zullen verliezen.
2. Verweerder volgt eisers in de door hun gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Aan de bestreden besluiten is ten grondslag gelegd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij hun verlopen reviewcards (waaruit blijkt dat zij als Bedouns geregistreerd staan) niet opnieuw kunnen verlengen.
3. Eisers stellen in Koeweit het risico te lopen dat de autoriteiten hen willekeurige nationaliteiten zal opleggen indien zij een verlenging van hun reviewcards aanvragen. Verweerder heeft in het bestreden besluit onvoldoende waarde gehecht aan de openbare informatie waaruit blijkt dat de Koeweitse autoriteiten dit beleid toepassen. Ook heeft eiser een kopie van de reviewcard van zijn oom overgelegd waaruit blijkt dat hem de Iraakse nationaliteit is opgelegd.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in Koeweit niet meer in aanmerking zullen komen voor een reviewcard. Eisers hebben weliswaar verklaard dat hun huidige reviewcards op respectievelijk 5 september 2019 en 19 januari 2019 zijn verlopen, echter daarmee is niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Koeweit niet in de gelegenheid worden gesteld hun reviewcards te verlengen. Verweerder heeft van belang mogen achten dat eisers nog geen poging hebben ondernomen om hun documenten te verlengen. Daarnaast hebben eisers niet onderbouwd dat hun situatie is gewijzigd ten opzichte van de vorige keren dat zij hun hun reviewcards zonder problemen hebben verlengd. Dat aan de oom van eiser een Iraakse nationaliteit zou zijn opgelegd, betekent nog niet dat dit eisers ook zal overkomen.
5. Eisers hebben twee artikelen [1] overgelegd waaruit zou blijken dat de Koeweitse overheid voornemens is om Soedanese of Comorese paspoorten te verstrekken aan alle Bedouns. Verweerder heeft hierover niet ten onrechte gesteld dat uit deze artikelen niet blijkt dat de Koeweitse overheid deze plannen daadwerkelijk zal uitvoeren. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat uit een artikel dat door verweerder is ingebracht blijkt dat de Koeweitse politiek op zoek is naar een humane oplossing voor de burgerschapskwestie van Bedouns [2] .
6. Nu eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij hun gedocumenteerde status in Koeweit zullen verliezen, is ook niet aannemelijk geworden dat zij in Koeweit zullen worden blootgesteld aan zodanig ernstige en systematische discriminatie, dat deze valt aan te merken als vervolging, dan wel als behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] .
7. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel van BBC, ‘Kuwait’s stateless Bidun offered Comoros citizenship’ van 10 november 2014 en
2.Artikel van de Deutsche Welle, ‘The Bedoons: Kuwait’s stateless minority’, van 21 juli 2019.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.