ECLI:NL:RBDHA:2019:1417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
NL18.20935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, afkomstig uit Algerije, zijn asielaanvraag had ingediend. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van de eiser afgewezen op 7 november 2018, met de motivering dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat Algerije, zijn land van herkomst, niet als veilig kon worden beschouwd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de herbeoordeling van Algerije als veilig land van herkomst door de staatssecretaris, die op 11 juni 2018 had plaatsgevonden. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat Algerije in het algemeen als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, en dat de specifieke omstandigheden van de eiser niet voldoende waren om van dit uitgangspunt af te wijken.

De eiser had in beroep aangevoerd dat Algerije niet veilig was, maar de rechtbank oordeelde dat de door de eiser aangevoerde rapporten en argumenten niet overtuigend waren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de asielaanvraag van de eiser terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen, wat ook de basis vormde voor het onthouden van een vertrektermijn en het opleggen van een inreisverbod. De uitspraak werd mondeling gedaan, en de rechtbank gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.20935
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

[nummer] ,
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 7 november 2018 (het bestreden besluit).

Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.20936, plaatsgevonden op 3 januari 2019. Eiser is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder is met voorafgaand telefonisch bericht niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor een asielvergunning. [1] Tevens is de asielaanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst. [2]
2. De rechtbank stelt vast dat eiser door het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening heeft bereikt dat hij de uitkomst van dit beroep in Nederland mag afwachten. De beroepsgrond onder verwijzing naar het arrest Gnandi [3] , dat ten onrechte schorsende werking is onthouden aan het instellen van beroep slaagt om die reden niet.
3. Eiser heeft in beroep bestreden dat Algerije, zijn land van herkomst, in het algemeen een veilig land van herkomst is. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat verweerder er in beginsel van uit mag gaan dat Algerije een veilig land van herkomst is. [4] Naar aanleiding van een herbeoordeling veilig land van herkomst heeft verweerder op 11 juni 2018 besloten dat de aanwijzing van Algerije als veilig land van herkomst wordt voortgezet. [5] Anders dan eiser heeft betoogd, heeft deze herbeoordeling op zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
Uit de rapporten waar eiser naar heeft verwezen, komt geen ander beeld naar voren over de veiligheidssituatie in Algerije. Bovendien heeft verweerder het landenrapport van het United States Department of State [6] al bij zijn herbeoordeling betrokken.
4. Vervolgens heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de door eiser aangevoerde omstandigheden niet blijkt dat Algerije in zijn specifieke geval geen veilig land van herkomst is.
5. Dit betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit is ook de grondslag voor het onthouden van een vertrektermijn, alsmede voor het opleggen van een inreisverbod. [7]
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, op 3 januari 2019.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 19 juni 2018, ECLI:EU:C:2018:465.
4.Uitspraak van 8 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:630.
5.Vreemdelingenbeleid,
7.Artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, gelezen in samenhang met artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.