ECLI:NL:RBDHA:2019:14272

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
C/09/583814 / JE RK 19-2880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling van een minderjarige in een onrustige thuissituatie met emotionele en gedragsproblemen

Op 18 december 2019 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2006. Het verzoek tot ondertoezichtstelling werd ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die opgroeit in een onrustige en conflictueuze thuissituatie. De ouders, die gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben ingestemd met het verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er concrete bedreigingen zijn voor de ontwikkeling van de minderjarige, waaronder emotionele achterstand en gedragsproblemen, veroorzaakt door de problematiek van de ouders en de onveilige thuissituatie.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de minderjarige is ook in raadkamer gehoord. De ouders hebben moeite om adequaat te reflecteren op hun opvoedingshandelen en hebben tot nu toe niet voldoende kunnen profiteren van vrijwillige hulpverlening. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is dat de minderjarige onder toezicht wordt gesteld voor een periode van één jaar, zodat er intensieve hulpverlening kan worden ingezet. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige van 18 december 2019 tot 18 december 2020 onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/583814 / JE RK 19-2880
Datum uitspraak: 18 december 2019

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 21 november 2019 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen.
Op 18 december 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordigers van de GI] , namens Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
- de vader;
- de moeder.
[minderjarige] is op 18 december 2019 ook in raadkamer gehoord.

Feiten

– De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
– De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
– [minderjarige] verblijft feitelijk bij de ouders.

Verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar.
De Raad heeft onderzoek gedaan naar alle drie de kinderen in het gezin, te weten [minderjarige] , [broertjes] maar bij [minderjarige] spelen er meer kind factoren. Daarom is op dit moment alleen voor hem een ondertoezichtstelling noodzakelijk.
De ouders hebben ingestemd met het verzochte, althans hebben zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] bestaan uit het hierna volgende
[minderjarige] groeit op in een onrustige, spanningsvolle en conflictueuze thuissituatie, met verbale en fysieke escalaties. Dit wordt veroorzaakt door de persoonlijke problematiek en relationele problemen bij de ouders. Daarnaast zitten zij qua opvoeding niet op één lijn.
[minderjarige] heeft een achterstand in zijn emotionele ontwikkeling en vertoont gedragsproblemen, met als verschillende mogelijke oorzaken de huidige systeemproblematiek, een gameverslaving alsmede ADHD en Dysthymie. Mogelijk is er bij [minderjarige] ook sprake van hechtingsproblematiek, door verminderde emotionele beschikbaarheid van de moeder in het verleden, vanwege haar psychische problematiek. Dit dient de komende periode nog nader te worden onderzocht.
[minderjarige] heeft in de afgelopen periode een korte tijd bij de grootouders vaderszijde verbleven, wat goed ging en meer rust heeft gebracht in het gezin, maar dit is niet de uiteindelijke oplossing voor de situatie. Het is van belang dat er in het gezin intensieve hulpverlening wordt ingezet die ziet op het systeem (Families First van Cardea en daarna systeemtherapie) en vervolgens hulpverlening die ziet op opvoedondersteuning en de ouders en [minderjarige] individueel.
Het is niet de verwachting dat de ouders zelfstandig met behulp van vrijwillige hulpverlening de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] voldoende weg kunnen nemen, omdat dit tot nu toe ook niet is gelukt. De ouders zijn wel bereid om met de hulpverlening aan de slag te gaan. Dit is echter in het vrijwillig kader niet van de grond gekomen, door weerstand en onvoldoende draagkracht bij de ouders. De ouders hebben daarnaast moeite om adequaat te reflecteren op hun eigen opvoedingshandelen. Er was sprake van een neerwaartse spiraal. In het preventief kader hebben de ouders gedurende het onderzoek van de Raad inmiddels reeds kunnen profiteren van de inzet van een jeugdbeschermer.
De kinderrechter acht het gelet op het voorgaande van belang dat het komende jaar een jeugdbeschermer in het kader van de ondertoezichtstelling betrokken blijft om de benodigde hulpverlening in te zetten, te coördineren en te monitoren.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 18 december 2019 tot 18 december 2020 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Westerhof als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 januari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.