ECLI:NL:RBDHA:2019:14273

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
C/09/584392 / JE RK 19-2961
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing met afwijzing voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp

Op 18 december 2019 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2002. De kinderrechter heeft de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen, maar het verzoek tot voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp afgewezen. De zaak kwam voort uit verzoekschriften van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, die als gecertificeerde instelling optreedt. De minderjarige, die onder toezicht is gesteld, heeft te maken met gedragsproblematiek en staat niet open voor de benodigde behandeling. De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter merkte op dat de moeder niet in staat is om de zorgen die met een thuisplaatsing gepaard gaan, aan te kunnen. De minderjarige heeft zich tot nu toe niet voldoende ingezet voor de hulpverlening en wil alleen maar naar huis. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot aan de meerderjarigheid van de minderjarige op 2 juni 2020, maar het verzoek voor gesloten jeugdhulp werd afgewezen omdat niet aan de wettelijke eisen was voldaan. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/584392 / JE RK 19-2961, C/09/584503 / JE RK 19-2978
Datum uitspraak: 18 december 2019

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
Afwijzing voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak naar aanleiding van de op 28 november 2019 ingekomen verzoekschriften van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. S.M. Hoogenraad te Zoetermeer.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- de verzoekschriften, met bijlagen.
Op 18 december 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder;
- [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat.
[minderjarige] is op 18 december 2019 ook in raadkamer gehoord.

Feiten

- [minderjarige] is erkend door [de man] .
- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk in een logeerhuis van [instelling 2] .
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 29 januari 2019, [minderjarige] onder toezicht gesteld van 29 januari 2019 tot 29 januari 2020, alsmede voor dezelfde duur een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

Verzoek en verweer

Het eerste verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige] op 2 juni 2020 en tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor dezelfde duur. Het tweede verzoek strekt tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. Er is in dit kader een plek voor [minderjarige] bij [instelling 1] .
De moeder heeft zich niet tegen toewijzing van de verzoeken verzet.
[minderjarige] heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, dan wel de gevraagde duur daarvan, en tegen de verlening van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. [minderjarige] wil gewoon naar huis en als dat niet kan, dan met de inzet van begeleiding. Dat [minderjarige] niet naar school gaat, komt omdat hij te veel aan zijn hoofd heeft en zich daardoor niet kan focussen. [minderjarige] wil ook niet naar [instelling 1] Het is niet het geschikte moment. Hij wil blijven werken en daar is hij ook voor gemotiveerd.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
[minderjarige] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Er is sprake van gedragsproblematiek. [minderjarige] staat niet open voor de benodigde behandeling, die gericht is op het verwerken van zijn trauma, opgelopen door het forse huiselijke geweld tussen zijn ouders. Ook staat hij niet open voor het werken aan het verbeteren van zelfinzicht, denkpatronen en coping strategieën. [minderjarige] wil ook geen 16+ coach. [minderjarige] gaat niet naar school. Zijn traject bij het Flex College is beëindigd, omdat hij niet gemotiveerd is voor onderwijs en veel spijbelde. Er is misschien ook sprake van een gameverslaving. Positief is dat [minderjarige] een fulltime baan heeft bij Thuisbezorgd.nl en dat dit goed loopt. Ook heeft hij een JIM (jouw ingebrachte mentor vanuit het netwerk), te weten zijn neef die een klein beetje positieve invloed heeft op [minderjarige] .
[minderjarige] is sinds begin 2019 uit huis geplaatst. Op de groep bij [instelling 2] doet hij echter precies waar hij zelf zin in heeft en gaat schelden en dreigen als hij het ergens niet mee eens is. Hij houdt zich daar niet aan de afspraken.
Een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder is niet verantwoord. De moeder kan de zorgen die thuisplaatsing met zich meebrengt, niet aan. Het lukt haar niet om er voor te zorgen dat [minderjarige] zich houdt aan de grenzen en regels die zij stelt. [minderjarige] heeft thuis tegen zijn moeder ook een grote mond en. De moeder doet wat [minderjarige] wil omdat ze het belangrijk vindt dat hij het naar zijn zin heeft, maar ook omdat ze bang voor hem is, omdat hij haar soms uitscheldt of pijn doet.
[minderjarige] en de moeder hebben tot nu toe niet voldoende kunnen profiteren van de hulpverlening. Dat komt doordat [minderjarige] er niet voor open staat en de gemaakte afspraken onvoldoende na komt. [minderjarige] wil alleen maar naar huis, maar hij heeft zich daar tot nu toe nog helemaal niet voor ingezet. Met deze stand van zaken zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing tot aan zijn meerderjarigheid verlengen.
De kinderrechter overweegt voorts dat het extra zorgelijk is, dat [minderjarige] misschien bij [instelling 2] wordt weggestuurd als hij zich daar op dezelfde manier blijft gedragen. De gecertificeerde instelling is bang dat hij dan misschien gesloten moet worden geplaatst. De gecertificeerde instelling heeft om dit te voorkomen een verzoek tot voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp ingediend. Hiermee kan hij bij [instelling 1] aan de slag met leren en met zijn problematiek en kan hij waarschijnlijk wel blijven wonen bij [instelling 2] . De kinderrechter vind het een goed idee dat [minderjarige] naar [instelling 1] gaat en begrijpt dat daar een voorwaardelijke machtiging tot plaatsing in gesloten jeugdzorg voor wordt gevraagd. Toch kan het verzoek niet worden toegewezen.
Dat komt omdat dit verzoek niet voldoet aan de eisen die in artikel 6.1.4, eerste lid, van de Jeugdwet staan. Er moet een hulpverleningsplan worden ingediend bij de rechtbank, met daarin de voorwaarden en de naam van de jeugdhulpaanbieder die bereid is de jeugdige op te nemen en ook moet er een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper, worden meegestuurd met het verzoekschrift. Dat is niet gebeurd. Dit komt ook doordat [minderjarige] heeft kenbaar gemaakt de jeugdhulp niet te aanvaarden en ook tweemaal niet op een gesprek met de gedragswetenschapper is verschenen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 29 januari 2020 tot 2 juni 2020 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulp- aanbieder 29 januari 2020 tot 2 juni 2020, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek tot voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Westerhof als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 januari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.