ECLI:NL:RBDHA:2019:14276

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
C/09/582076 / JE RK 19-2627
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 18 december 2019 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag de zaak behandeld met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016. Het verzoekschrift was ingediend door de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, die als gecertificeerde instelling optreedt. De ouders van de minderjarige waren opgeroepen, maar verschenen niet ter zitting, wat werd toegeschreven aan financiële problemen voor vervoer. De kinderrechter heeft het verzoek om aanhouding van de behandeling afgewezen, omdat de ouders voldoende tijd hadden gehad om aanwezig te zijn en vertegenwoordigd werden door hun advocaat.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De minderjarige vertoont ernstige ontwikkelingsproblemen, waaronder trauma's door de thuissituatie, wat zich uit in gedragsproblemen. De ouders hebben aangegeven in staat te zijn om voor de minderjarige te zorgen, maar de kinderrechter oordeelt dat de zorgen over de thuissituatie onverminderd aanwezig zijn. De ouders hebben onvoldoende opvoedvaardigheden en hebben niet de nodige veranderingen in hun situatie weten te bewerkstelligen, ondanks langdurige hulpverlening.

De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing met een jaar te verlengen, tot 23 december 2020. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/582076 / JE RK 19-2627
Datum uitspraak: 18 december 2019

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 23 oktober 2019 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland(verder: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw],
hierna te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.H.M. van Laarhoven, kantoorhoudende te Tilburg,
en

[pleegouders]

hierna te noemen: de pleegouders.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen.
Op 18 december 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordigers van de GI] , namens de gecertificeerde instelling;
- mr. G.H.M. van Laarhoven;
- [de heer A] opvoedondersteuner namens Gemiva-SVG Groep.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de ouders;
- de pleegouders.

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk in een pleeggezin.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 20 december 2018 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en de machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 23 december 2018 tot 23 december 2019.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling heeft te kennen gegeven dat toegewerkt wordt naar een gezagsbeëindigende maatregel.
Namens de ouders is verweer gevoerd tegen de machtiging uithuisplaatsing, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. De advocaat heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling.

Beoordeling

De ouders zijn conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen, vanwege het ontbreken van geld voor vervoer. De advocaat van de ouders heeft gevraagd de behandeling van het verzoek aan te houden omdat de ouders graag bij de behandeling van het verzoek aanwezig willen zijn. Dekinderrechter wijst het v verzoek om aanhouding af. Zij overweegt daartoe dat de ouders sinds hun oproep voor de zitting ruimschoots de tijd hadden om maatregelen te treffen om bij de zitting aanwezig te kunnen zijn. Bovendien worden zij in deze – en ook eerdere – procedures vertegenwoordigt door de advocaat, die namens de ouders hun standpunt kenbaar heeft gemaakt.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] heeft trauma’s opgelopen in de thuissituatie. Deze signalen uiten zich met name rondom de bezoekmomenten met de ouders. Zij heeft bijvoorbeeld herbelevingen, distantieert zich, is onrustig, huilt veel, slaapt slecht en pijnigt zichzelf door bijvoorbeeld haren uit haar hoofd te trekken en met haar hoofd tegen een muur te bonken. De contactfrequentie tussen [minderjarige] en de ouders is om die reden in het belang van [minderjarige] verlaagd naar eenmaal per zes weken.
De ouders menen dat zij op dit moment in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen en dat zij thuis moet worden geplaatst. De kinderrechter van oordeel dat dit niet het geval is. De zorgen in de thuissituatie bij de ouders zijn onverminderd aanwezig. De ouders kampen al jarenlang met ernstige persoonlijke problematiek, waaronder onder andere forse financiële problematiek en bij de vader agressieregulatie problematiek. Hierdoor zijn zij onvoldoende beschikbaar voor het opvoeden en verzorgen van [minderjarige] , die nog heel jong is en volledig afhankelijk van volwassenen.
De ouders hebben daarnaast onvoldoende opvoedvaardigheden. Het is de ouders niet gelukt om zelfstandig of met behulp van de vele, langdurige en intensieve hulpverlening verandering in hun situatie aan te brengen, onder andere omdat zij die hulp onvoldoende accepteren of in de praktijk niet toepassen. De ouders blijven vastzitten in hun patroon.
Met [minderjarige] gaat het in het pleeggezin naar omstandigheden juist goed en de achterstand in de ontwikkeling van [minderjarige] neemt af sinds zij daar verblijft. De verwachting is dat de vooruitgang die [minderjarige] heeft geboekt, teniet wordt gedaan in de thuissituatie bij de ouders en dat haar problematiek zal verergeren. Dat de gecertificeerde instelling met deze gegevens nu niet meer actief inzet op een thuisplaatsing bij de ouders, acht de kinderrechter gelet op het voorgaande gerechtvaardigd.
De kinderrechter gaat tot slot niet mee in het verweer van de advocaat dat de duur van de maatregelen moeten worden bekort, nu er door de gecertificeerde instelling wordt gewerkt naar een gezagsbeëindigende maatregel. Zij beoordeelt de verzoeken die voorliggen aan de hand van de momenteel voorhanden zijnde informatie en komt tot een verlenging van beide maatregelen met de duur van een jaar.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 23 december 2019 tot 23 december 2020 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland verleende machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 23 december 2019 tot 23 december 2020, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Westerhof als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 januari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.