ECLI:NL:RBDHA:2019:14305

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
13 januari 2020
Zaaknummer
C/09/549917 / HA ZA 18-316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding wegens kabelschade na onrechtmatige daad

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiseres Westland Infra Netbeheer B.V. een vordering ingesteld tegen Aannemingsbedrijf Van Gelder B.V. wegens schade die zou zijn ontstaan door onrechtmatig handelen van Van Gelder. De rechtbank heeft op 18 december 2019 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarin de vordering van Westland werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Westland onvoldoende had onderbouwd dat de gevorderde schade een noodzakelijk gevolg was van de onrechtmatige daad van Van Gelder, die had nagelaten de diepte van kabels vast te stellen bij het slaan van een damwand in 2013. Westland had de opdracht gekregen om de schade en het causaal verband nader te onderbouwen, maar slaagde er niet in om dit overtuigend te doen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de omvang van de schade en dat de kosten die Westland had gemaakt voor het verleggen van de bekabeling niet volledig konden worden toegerekend aan het handelen van Van Gelder. De rechtbank wees de vordering van Westland af en veroordeelde haar in de proceskosten van Van Gelder, die tot dat moment waren begroot op € 4.635,-. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke onderbouwing van schadevorderingen en de noodzaak om causaal verband aan te tonen in civiele procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/549917 / HA ZA 18-316
Vonnis van 18 december 2019
in de zaak van
WESTLAND INFRA NETBEHEER B.V.te Poeldijk,
eiseres,
advocaat mr. F.J. van Velsen te Haarlem,
tegen
AANNEMINGSBEDRIJF VAN GELDER BVte Elburg,
gedaagde,
advocaat mr. M. Bouman te Eindhoven.
Partijen worden hierna ‘Westland’ en ‘Van Gelder’ genoemd.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 april 2019;
  • de akte na tussenvonnis van Westland van 8 mei 2019, met producties;
  • de antwoordakte na tussenvonnis van Van Gelder van 17 juli 2019.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft bij dat wat in het tussenvonnis van 10 april 2019 is overwogen en bouwt daarop voort. In dat tussenvonnis heeft de rechtbank vastgesteld dat Van Gelder haar zorgplicht heeft geschonden en onrechtmatig heeft gehandeld jegens Westland door na te laten (te proberen) de daadwerkelijke (diepte)ligging van de aldaar aanwezige kabels vast te stellen bij het slaan van een damwand op 26 februari 2013, waarna de kabels zijn geraakt. Westland is vervolgens in de gelegenheid gesteld om bij akte nader te onderbouwen dat de schade die zij vordert, (geheel) rechtstreeks is toe te rekenen aan het beschadigen van de twee middenspanningstracés bij het slaan van voornoemde damwand door de onderaannemer van Van Gelder, Glas Groenvoorzieningen. Westland heeft daarbij de opdracht gekregen de rechtbank nader te informeren over het door Westland gestelde causaal verband tussen het verleggen van de bekabeling in december 2013 na het aanvankelijke – en al vergoede – herstel meteen na het schadevoorval en de onrechtmatige gedraging van Van Gelder op 26 februari 2013, de feitelijke situatie van het betreffende deel van het net voor het schadevoorval (omdat Van Gelder niet gehouden is de kosten te dragen van een verbetering van het net ter plaatse) en de vraag of de wijze van uitvoering van de werkzaamheden in december 2013 al dan niet mede was ingegeven door externe factoren/eisen van derden (het Hoogheemraadschap). Westland diende een en ander inzichtelijk te relateren aan de door haar in dat verband gevorderde schadeposten.
2.2.
Alvorens over te gaan tot de verdere beoordeling stelt de rechtbank voorop dat Westland een verkeerde lezing van het tussenvonnis geeft door in haar akte (onder nummer 1) te schrijven: “
(…). Weliswaar acht de rechtbank de hoogte van de schade toegelicht aan de hand van de schadeopstelling met bijlagen (zie rov 4.16, in verbinding met nr. 6 akte overlegging producties c.a. d.d. 04-04-2018 en nr. 17 procesverbaal) (…)”. Hiermee miskent Westland dat de rechtbank in het tussenvonnis heeft vastgesteld dat Westland haar schade juist onvoldoende heeft onderbouwd en dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om de schade te kunnen bepalen of begroten. Het was juist dit oordeel dat heeft geleid tot voornoemd tussenvonnis met de opdracht aan Westland tot onderbouwing van bestaan en omvang van de schade, zoals beschreven onder 2.1.
2.3.
De rechtbank stelt vast dat, hoewel zij daartoe uitdrukkelijk is verzocht, Westland niet inzichtelijk heeft gemaakt dat de ‘structurele, toekomstbestendige oplossing’ die zij omstreeks december 2013 na het aanvankelijke herstel in februari 2013 heeft uitgevoerd, een noodzakelijk gevolg was van het onrechtmatig handelen van Van Gelder. Westland heeft, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van Van Gelder, onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld en onderbouwd om te kunnen concluderen dat de wijze van uitvoering daarvan, en dus de daarmee gepaard gaande kosten zoals door haar gevorderd, volledig het gevolg waren van het schadevoorval. Daarbij acht de rechtbank het volgende van belang.
2.4.
Westland heeft bij akte gesteld dat toepassing van 7 mofverbindingen in februari 2013 is te beschouwen als noodmaatregel waarmee de stroomlevering zo spoedig mogelijk wordt hersteld, maar dat dit niet gelijk is aan een deugdelijk definitief netherstel. Volgens Westland voldoet een netonderdeel met 7 mofverbindingen niet aan de daaraan te stellen betrouwbaarheidseisen, omdat periodieke controle daarvan onmogelijk is en lasmoffen het merendeel van interne storingen veroorzaken. Ter onderbouwing van die stellingen heeft Westland verwezen naar:
  • een document van Netbeheer Nederland (gedateerd 29 april 2014), genaamd ‘Betrouwbaarheid van elektriciteitsnetten in Nederland, Resultaten 2013’. Althans, naar één specifieke zin uit voornoemd document die luidt: “
  • een verklaring van de heer [A], uitvoerder bij Westland en;
  • vier niet nader toegelichte en in voetnoten opgenomen hyperlinks.
2.5.
De rechtbank acht deze onderbouwing, mede gelet op dat wat Van Gelder daar tegenover heeft gezet, onvoldoende concreet om te kunnen vaststellen dat het eerste herstel met lasmoffen geen definitief herstel is, dat het nodig was de kabel te verleggen of dat meer schade dan wat al was hersteld aannemelijk is. Van Gelder heeft in dit verband terecht aangevoerd dat uit de door Westland zelf overgelegde facturen - waaruit volgt dat voor het verleggen van het tracé 15 moffen zijn gebruik – ook tot het tegengestelde zou kunnen worden geconcludeerd. Verder schrijft Westland in haar akte dat zij “nogmaals” verwijst naar de verklaring van uitvoerder de heer [A], waaruit zou volgen dat met Van Gelder was besproken dat het om een tijdelijke oplossing ging en dat later definitief herstel noodzakelijk zou zijn en dat Van Gelder dit begreep. Westland stelt dat Van Gelder deze verklaring niet heeft weersproken. Dit is echter niet aan de orde. Westland heeft voor het eerst in haar akte verwezen naar deze verklaring, die onderdeel is van de integraal overgelegde producties in de andere procedure tegen Glas Groenvoorzieningen en die niet eerder is toegelicht. Van Gelder heeft voorts juist wel gemotiveerd verweer gevoerd tegen de strekking van deze verklaring, zoals uit haar conclusie van antwoord, stellingen ter comparitie en antwoordakte volgt.
2.5.1.
Het Hoogheemraadschap zou verder volgens Westland niet akkoord zijn gegaan met het aanvankelijke herstel als blijvende oplossing. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft Westland enkele losse pagina’s van verschillende documenten overgelegd, te weten:
  • pagina 7 van ‘Hoogheemraadschap van Delfland, Legger Wateren tekstuele deel januari 2015’;
  • pagina 7 van ‘Hoogheemraadschap van Delfland, Keur Delfland 19 februari 2015’ en;
  • pagina 9 en 10 van ‘Algemene regels Behorende bij de Keur Delfland’.
Aan de hand hiervan heeft Westland betoogd dat het zonder vergunning verboden is werkzaamheden te verrichten in de desbetreffende watergang en beschermingszones. Westland heeft het bestaan van uitzonderingssituaties op de vergunningseis beschreven en heeft vermeld dat het haar eigen ervaring is dat vergunningen voor andere situaties slechts in uitzonderlijke situaties worden verleend. In een voetnoot schrijft Westland: “Een bevestiging hiervoor kan worden gevonden bij raadpleging in Google van gepubliceerde vergunningen. Zie https://tinyurl.com/y66epnat.” De geografische situatie leidde tot een complicatie en er is een ontwerptekening gemaakt, zodat doelmatig kon worden hersteld volgens de eigen regelgeving (E-wet) zonder de noodzaak een vergunning aan te vragen, aldus Westland.
2.6.
De rechtbank is het met Van Gelder eens dat Westland hiermee verwijst naar stukken uit 2015, terwijl het schadevoorval zich heeft voorgedaan in 2013. Bovendien is de uitleg die Westland geeft over de regelgeving van de Keur uit 2015 gebaseerd op eigen interpretaties en niet voorzien van een nadere objectieve onderbouwing of bevestiging, bijvoorbeeld van het Hoogheemraadschap zelf, zodat daaraan geen betekenis kan worden toegekend. Uit niets blijkt dat de onderhavige ‘tijdelijke’ situatie voor het Hoogheemraadschap inderdaad onaanvaardbaar was. Het had op de weg van Westland gelegen om deze stelling concreet te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van een van het Hoogheemraadschap afkomstige aanschrijving of een ander stuk waaruit een concreet handvat voor de juistheid van haar stelling zou kunnen blijken. Dat heeft zij echter niet gedaan, zij heeft volstaan met algemeenheden. Kortom, Van Gelder heeft met haar betoog voldoende gemotiveerd betwist dat de nadere werkzaamheden in december 2013 en/of de wijze van uitvoering daarvan mede waren ingegeven door eisen van het Hoogheemraadschap. Westland heeft daar vervolgens onvoldoende concreet handen en voeten aan gegeven.
2.7.
Voor wat betreft de vraag naar de feitelijke situatie voorafgaand aan het schadevoorval en het bestaan van eventuele externe factoren heeft Westland verwezen naar een schermafdruk van de netwerkadministratie, een (niet-nader toegelichte en in een voetnoot opgenomen) hyperlink en producties uit de eerdere procedure tegen Glas Groenvoorzieningen. Daarnaast heeft zij uiteengezet dat beantwoording van laatstgenoemde vragen slechts een korte toelichting behoeft, omdat beide tracés op het moment van het schadevoorval voldeden aan de eisen die de E-wet daaraan stelt en omdat de gebruikte kabelsoort een technische levensduur van 70 jaar heeft, die destijds niet was verstreken. Dit punt is slechts van belang in het kader van het ‘nieuw voor oud-verweer’ van Van Gelder waartoe geen aanleiding bestaat, omdat er geen markt is voor tweedehands infraproducten, aldus Westland.
2.8.
Met het voorgaande heeft Westland haar (betwiste) stellingen dienaangaande onvoldoende concreet en op onderhavige werkzaamheden onderbouwd. Al met al heeft Westland volstaan met een beperkte toelichting en onderbouwing van de vordering, veelvuldig bestaande in verwijzingen naar (zinnen of tekstfragmenten die het ontbreekt aan een nadere context op) losse pagina’s van (onvolledige) documenten, (al dan niet werkende) hyperlinks in voetnoten, alsmede stukken uit de eerdere procedure tegen Glas Groenvoorzieningen, waarvan reeds was vastgesteld dat die zonder nadere toelichting ontoereikend zijn. Deze beperkte toelichting klemt, omdat niet is uit te sluiten dat Westland schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen door Van Gelder. Echter, bij de huidige stand van zaken kan de rechtbank niet vaststellen wat die schade is, ook niet bij benadering. Bovendien staat voorop dat Van Gelder slechts gehouden is tot vergoeding van schade die gepaard gaat met het deugdelijk herstellen van het getroffen deel van het net, maar niet van kosten waarmee in feite een verbetering is aangebracht ten opzichte van de direct voorafgaande aan de beschadiging bestaande staat van het net. Ook daarover is geen duidelijkheid verschaft.
2.9.
De rechtbank gaat in dit verband overigens voorbij aan de door Westland opnieuw bepleite toepassing van de omkeringsregeling. Westland verzoekt in feite dat de rechtbank terugkomt op de (bindende) eindbeslissing zoals neergelegd in r.o. 4.20 van het tussenvonnis. De rechtbank heeft daar uitdrukkelijk en zonder voorbehoud vastgesteld dat geen grond bestaat voor de door Westland bepleite toepassing van de omkeringsregel, omdat het op haar weg ligt duidelijk te maken dát zij naast de al vergoede schade nadere schade heeft geleden en de schadeomvang daarvan te onderbouwen en bij voldoende betwisting aan te tonen. Voor een dergelijke beslissing geldt dat daarop in dezelfde instantie niet meer kan worden teruggekomen. Dit kan anders zijn indien de beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, dan wel de eisen van een goede procesorde om een andere reden meebrengen dat de rechter een eindbeslissing heroverweegt. Die omstandigheden zijn door Westland niet gesteld en zijn ook niet gebleken.
2.10.
Het voorgaande betekent dat Westland er niet in is geslaagd haar vordering nader te onderbouwen conform de instructie bij tussenvonnis, zoals omschreven onder 2.1.
2.11.
De rechter is op grond van artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek (‘BW’) bevoegd (en gehouden) de schade te begroten en te bepalen op de wijze die het meest in overeenstemming is met de aard daarvan en deze te schatten indien de omvang niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Daarbij is het uitgangspunt dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij had verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zich niet had voorgedaan.
2.12.
Nu Westland niet aan haar in artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering neergelegde informatieplicht heeft voldaan, zoals de rechtbank haar al ter comparitie en in het tussenvonnis heeft voorgehouden naar aanleiding van de summiere inrichting van de dagvaarding, zal zij niet nogmaals in de gelegenheid worden gesteld haar vordering nader te onderbouwen.
2.13.
De rechtbank neemt in overweging de slotsom dat (i) de omvang van de schade niet kan worden vastgesteld, omdat niet is komen vast te staan dat het herstel van de kabels in februari 2013 niet volstond; (ii) niet gebleken is van een causaal verband tussen de nadien opgekomen kosten vanwege het verleggen van de bekabeling in december 2013 en de onrechtmatige gedraging van Van Gelder en; (iii) niet is komen vast te staan dat Westland met de betaling door (de verzekeraar van) Glas Groenvoorzieningen van een bedrag van EUR 7.416,01 niet volledig schadeloos is gesteld, terwijl; (iv) onvoldoende aanknopingspunten bestaan om nadere schade te kunnen bepalen of begroten. De rechtbank zal derhalve niet overgaan tot begroting van de schade zoals bedoeld in artikel 6:97 BW. De vordering van EUR 64.572,48 zal worden afgewezen.
2.14.
Westland is de meest in het ongelijk gestelde partij en wordt veroordeeld in de proceskosten van Van Gelder. Deze kosten worden tot op heden begroot op € 4.635,- (waarvan € 1.950,- aan griffierecht en € 2.685,- aan salaris advocaat op basis van 2,5 punten à € 1.074,-). Voor de gevorderde nakosten is geen afzonderlijke veroordeling vereist omdat zij - voor zover zij nu kunnen worden voorzien en zullen worden gemaakt - zijn begrepen in de kostenveroordeling. De rechtbank zal de nakosten hieronder begroten.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt Westland in de proceskosten van Van Gelder, tot op heden begroot op € 4.635,- (waarvan € 2.685,- aan salaris advocaat) en begroot de nakosten op € 157,- te vermeerderen met € 82,- in geval van betekening van dit vonnis;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2019.
Type: 2513.