ECLI:NL:RBDHA:2019:14347

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
15 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2475
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ethiopische vrouw met Somalische nationaliteit en de beoordeling van geloofwaardigheid van identiteit en afkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Ethiopische vrouw die claimt Somalische nationaliteit te hebben, haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft in haar asielaanvraag gesteld dat zij vreest voor gedwongen besnijdenis van haar ongeboren dochter en dat zij als alleenstaande moeder niet kan overleven in Somalië. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de identiteit van eiseres, haar nationaliteit en de geloofwaardigheid van haar verklaringen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres een Ethiopisch paspoort heeft overgelegd, dat als echt is beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de gestelde Somalische afkomst van eiseres ongeloofwaardig is, mede omdat de taalanalyse niet eenduidig kan bevestigen dat eiseres afkomstig is uit Zuid-Somalië. De rechtbank heeft ook de verklaringen van de gestelde zus van eiseres, die onder ede is gehoord, in overweging genomen, maar concludeert dat deze niet voldoende bewijs leveren voor de claim van eiseres dat zij de Somalische nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de vrees van eiseres voor besnijdenis van haar dochter in Ethiopië niet aannemelijk geacht, omdat eiseres geen familie of contacten in Ethiopië heeft die haar zouden kunnen beschermen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vrees voor besnijdenis in Ethiopië steeds minder voorkomt en dat het sinds 2005 strafbaar is gesteld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiseres kennelijk ongegrond is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/2475

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2019 in de zaak tussen

[eiseres] alias [alias] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is verschenen [A] , de (gestelde) zus van eiseres. Als tolk is verschenen A. Adam. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt [alias] te zijn, geboren op [geboortedatum] 1997 en de Somalische nationaliteit te hebben. Tevens heeft zij een Ethiopisch paspoort overgelegd, waaruit zou blijken dat zij [B] heet, is geboren op [geboortedatum] 1985 en de Ethiopische nationaliteit heeft. In juni 2014 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend, die is afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit besluit is bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 13 februari 2019 in rechte vast komen te staan. Op 15 februari 2019 heeft eiseres de huidige asielaanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij [alias] heet, is geboren op [geboortedatum] 1997 en de Somalische nationaliteit heeft. Zij is vijf maanden zwanger van een meisje en vreest dat haar dochter na haar geboorte in Somalië zal worden onderworpen aan gedwongen besnijdenis. Ook stelt eiseres zich als ongehuwde, alleenstaande moeder niet staande te kunnen houden in Somalië.
3. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- vrees voor besnijdenis van (ongeboren) dochter;
- alleenstaande, ongehuwde vrouw in Somalië.
4. Verweerder heeft de aanvraag op grond van artikel 31 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder f en g van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen als kennelijk ongegrond. De gestelde (Zuid-) Somalische afkomst wordt, gelet op het overgelegde en echt bevonden Ethiopische paspoort en de uitslag van de taalanalyse, niet gevolgd. De vrees voor besnijdenis van de dochter van eiseres in Somalië is dan ook niet aan de orde en daarom is getoetst aan de vrees voor besnijdenis van de dochter in Ethiopië, aldus verweerder. Verweerder acht ongeloofwaardig dat de dochter van eiseres in Ethiopië het risico op besnijdenis loopt, nu besnijdenis meestal in familiesfeer plaatsvindt en eiseres geen familie of contacten en Ethiopië stelt te hebben en bovendien niet valt in te zien waarom, nu eiseres en haar partner de wens hebben uitgesproken om te trouwen, beide ouders het kind niet tegen een dergelijke gebeurtenis zouden kunnen beschermen. Het betoog van eiseres dat zij bij terugkeer naar Ethiopië als alleenstaande ongehuwde vrouw problemen zal ondervinden, heeft verweerder niet gevolgd nu eiseres niet heeft onderbouwd welke problemen zij dan verwacht en bovendien heeft zij eerder in Ethiopië ook geen problemen ondervonden.
5. Eiseres kan zich met deze beslissing niet verenigen en heeft daartoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat het bestreden besluit gebreken vertoont, nu verweerder niet gemotiveerd is ingegaan op het standpunt in de zienswijze ten aanzien van de overwegingen over de nationaliteit en identiteit zoals die zijn opgenomen in het voornemen van 28 oktober 2015 en het bestreden besluit van 8 december 2015. Gelet op het feit dat deze beschikking al in rechte vaststond en de intrekkingsmemo van 15 juni 2015 had verweerder dit nader moeten motiveren. Verweerder heeft drie jaar lang de Somalische nationaliteit aangenomen en niets tegengeworpen over de eventuele Ethiopische nationaliteit en het is in strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel dit alsnog te doen. Verweerder had nader moeten motiveren waarom hij aan de overgelegde Somalische nationaliteitsverklaring geen waarde hecht, gelet op het feit dat dergelijke verklaringen van de ambassade in andere zaken wel geaccepteerd worden. Bovendien is uit de taalanalyse naar voren gekomen dat eiseres Somalisch spreekt. Haar taal is niet eenduidig te herleiden tot Noord- of Zuid-Somalisch, maar evenmin is uit de analyse gebleken dat het taalgebruik van eiseres wijst op een herkomst uit Ethiopië. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar de uitspraak van de Afdeling van 11 juni 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1925) en een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam van 25 januari 2018 (NL17.6183).
Eiseres bestrijdt de uitkomst van het gezichtsvergelijkingsonderzoek en wijst erop dat op de visumfoto en paspoortfoto sprake is van een persoon met make-up en gestileerde haardracht. Kort daarna is eiseres in Nederland gefotografeerd met kort kroezig haar, hoofddoek en zonder make-up. Uit de Ethiopische foto’s komt een meer Westers georiënteerde vrouw naar voren, terwijl eiseres een hoofddoek draagt en geen make-up. Bovendien stelt eiseres 22 jaar oud te zijn, terwijl zij volgens het paspoort 34 jaar oud zou moeten zijn. Eiseres wijst op de samenwerkingsplicht en verklaart zich bereid mee te werken aan een leeftijdsonderzoek. Verweerder had bovendien de vingerafdrukken van eiseres moeten vergelijken met de vingerafdrukken die zijn afgegeven ten behoeve van het visum. Voorts had verweerder – conform de intrekkingsmemo – moeten uitzoeken of een dubbele nationaliteit mogelijk is nu dit niet kan volgens de Ethiopische grondwet. Eiseres heeft met gedetailleerde verklaringen aannemelijk gemaakt dat zij het paspoort van de reisagent heeft gekocht. Alles in samenhang bezien is aannemelijk dat het Ethiopische paspoort frauduleus is verkregen, eiseres niet de persoon op de foto in het paspoort is en zij de Somalische nationaliteit bezit, aldus eiseres.
Gelet op de zwangerschap van eiseres (en inmiddels de geboorte van haar dochter) heeft zij aannemelijk gemaakt bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade te lopen. Besnijdenis is ook in Ethiopië nog steeds wijdverspreid en zeker zonder familie heeft eiseres geen bescherming tegen de sociale druk waaraan zij geen weerstand kan bieden. Bovendien is verweerder ten onrechte niet ingegaan op de risico’s van een bevalling in Ethiopië. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar in beroep overgelegde informatie van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) over de positie van alleenstaande vrouwen zonder netwerk in Ethiopië en besnijdenis. Verweerder heeft in het bestreden besluit onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de dochter van eiseres en het besluit is daarom in strijd met artikel 3 IVRK en artikel 24 EU Handvest.
6. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
7. Ten aanzien van het ter zitting verschijnen van de gestelde zus van eiseres, overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting heeft de rechtbank de persoon die is verschenen onder ede gehoord. Deze persoon heeft verklaard [D] te zijn, geboren op [geboortedatum] 1997 te [plaats] , Zuid-Somalië. Zij stelt de tweelingzus van eiseres te zijn. Ter verificatie van haar identiteit heeft [D] ter zitting haar Duitse verblijfsvergunning laten zien. De op de verblijfsvergunning opgenomen gegevens komen overeen met de verklaring van [D] over haar identiteit en afkomst. Met verweerder is de rechtbank echter van oordeel dat met het verschijnen van [D] en het tonen van haar Duitse verblijfsvergunning niet de gestelde familieband tussen [D] en eiseres is aangetoond. Ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden of, en zo ja welke, identiteitsdocumenten ten grondslag hebben gelegen aan de registratie van de persoonsgegevens van [D] in Duitsland. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder van belang dat zij geen inzicht heeft in de Duitse asielprocedure, op basis waarvan aan [D] een vergunning is verleend en op welke manier de gestelde herkomst en identiteit van [D] gecontroleerd en bevestigd is. Zelfs al zou uit DNA-onderzoek blijken dat eiseres en [D] tweelingzussen zijn, dan staat daarmee nog altijd niet de Zuid-Somalische afkomst van eiseres vast. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verklaringen van [D] ter zitting niet kunnen bijdragen aan de stelling van eiseres dat zij de Somalische nationaliteit heeft en in het bijzonder uit [plaats] , zuid-Somalië afkomstig zou zijn.
7.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte de gestelde Somalische nationaliteit niet geloofwaardig geacht. Van belang is dat er eiseres een Ethiopisch paspoort heeft overgelegd, dat is onderzocht en echt bevonden. Verweerder heeft bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat het gezichtsvergelijkend onderzoek van 24 juni 2019 steun biedt voor de hypothese dat eiseres degene is die op de foto in het paspoort staat. Bovendien heeft eiseres tijdens het verhoor bij de Koninklijke Marechaussee op 10 juni 2014 verklaard dat de foto in het paspoort haar eigen foto is. De Afdeling heeft voorts in haar uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening tegen de feitelijke uitzetting van 15 februari 2019 geoordeeld dat er geen bezwaren bestaan tegen de uitzetting naar Ethiopië. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding anders te oordelen dan de Afdeling heeft gedaan. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat niet van de Ethiopische nationaliteit kan worden uitgegaan. Daar is eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Daartoe is van belang dat eiseres heeft gesteld afkomstig te zijn uit [plaats] , te zuid-Somalië. Uit de taalanalyse en de contra-expertise blijkt echter niet dat de spraak van eiseres (eenduidig) te herleiden is tot de Zuid-Somalische regio. Bovendien is eiseres er niet in geslaagd met verklaringen aannemelijk te maken dat zij afkomstig is uit Zuid-Somalië, nu zij onvoldoende heeft kunnen antwoorden op herkomstvragen die aan haar zijn gesteld tijdens de gehoren. De rechtbank sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank Amsterdam, die in haar uitspraak van 21 december 2018 heeft geoordeeld dat verweerder de taalanalyse aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen en eiseres er anderszins niet in geslaagd is de gestelde zuid-Somalische afkomst aannemelijk te maken.
7.2
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft uit mogen gaan van de Ethiopische nationaliteit en daarom het relaas van eiseres – daaronder begrepen het feit dat zij zich als alleenstaande vrouw niet zal kunnen staande houden en de vrees voor besnijdenis van de dochter van eiseres – terecht getoetst aan de omstandigheden zoals die in Ethiopië gelden.
7.3
Voor Ethiopië geldt geen landgebonden beleid, wat betekent dat eiseres aannemelijk zal moeten maken welke problemen zij als alleenstaande vrouw te verwachten heeft bij terugkeer. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres de stelling dat zij als alleenstaande moeder heel veel problemen zal krijgen, niet nader heeft onderbouwd. De enkele verwijzing naar het Ambtsgericht Ethiopië Ogaden en het Algemeen Ambtsbericht Ethiopië 2018 waaruit zou blijken dat (alleenstaande) vrouwen het risico op seksueel geweld en mensenhandel lopen is zonder nadere toelichting en onderbouwing onvoldoende. Daarbij heeft verweerder van belang kunnen achten dat eiseres blijkens haar verklaringen in Ethiopië geen problemen heeft ondervonden.
7.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voorts op het standpunt kunnen stellen dat eiseres de gestelde vrees voor besnijdenis van haar dochter niet aannemelijk heeft gemaakt. Daartoe heeft verweerder kunnen overwegen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar dochter zal worden besneden, nu besnijdenis meestal in familiesfeer plaatsvindt en eiseres heeft verklaard geen familie of andere contacten in Ethiopië te hebben. Van sociale druk kan daarom geen sprake zijn. Bovendien zijn eiseres en haar partner beiden tegen besnijdenis van hun dochter. Verweerder heeft voorts van belang kunnen achten dat niet valt in te zien waarom beide ouders – die de wens hebben uitgesproken met elkaar te willen trouwen – hun kind niet tegen gedwongen besnijdenis zouden kunnen beschermen. Bovendien heeft verweerder bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat vrouwenbesnijdenis in Ethiopië steeds minder voorkomt en bovendien sinds 2005 strafbaar is gesteld. Gelet op het voorgaande heeft verweerder dit relevante element ongeloofwaardig kunnen achten.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Kroon - Overdijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.