ECLI:NL:RBDHA:2019:14372
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Jamaicaanse eiser op grond van ongeloofwaardigheid van homoseksuele geaardheid en overschrijding van AA-termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 november 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Jamaicaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die deze als kennelijk ongegrond bestempelde. De eiser, geboren in 1988, stelde homoseksueel te zijn en ondervonden problemen te hebben in Jamaica vanwege zijn geaardheid. Hij voerde aan dat hij in Jamaica was gepest en bedreigd, en dat zijn vader en neef waren vermoord. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de eiser over zijn homoseksualiteit niet geloofwaardig waren. De rechtbank vond dat de eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over zijn seksuele geaardheid en onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. Bovendien werd de overschrijding van de AA-termijn met één dag door de rechtbank niet als benadeling van de eiser beschouwd, aangezien hij voldoende tijd had om beroep in te stellen. De rechtbank concludeerde dat Jamaica, met uitzondering van LHBT's, als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en legde een inreisverbod van twee jaar op.