6.3.Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf en/of maatregel voor de verdachte gepast is, kijkt de rechtbank naar de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder ze zijn begaan en naar de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft het slachtoffer, destijds zijn vriendin, met een mes een snijwond toegebracht op haar keel. Dit deed hij in een zeer ongecontroleerde situatie, namelijk als passagier in een rijdende auto, waarin een hoge spanning heerste door zijn gedrag, vanaf de achterbank en ten slotte ook in beschonken toestand. De kans dat het slachtoffer dit niet had overleefd als het mes dieper in haar hals had geraakt, is aanmerkelijk geweest. Dit feit is zeer ernstig. De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft niet alleen haar maar ook haar moeder, die achter het stuur zat, grote angst aangejaagd.
De verdachte heeft het slachtoffer niet alleen lichamelijk letsel toegebracht, hetgeen in een litteken op haar hals heeft geresulteerd, maar ook geestelijk letsel berokkend. Aannemelijk is dat zij nog geruime tijd nodig heeft om dit feit te verwerken. Het slachtoffer heeft een slachtofferverklaring voorgelezen, waaruit ook blijkt dat het feit een grote impact op haar heeft.
Met het inslaan van een autoruit heeft de verdachte schade toegebracht aan de eigenaar van de auto.
Beide feiten hebben met alcoholmisbruik te maken. Daarnaast getuigen de feiten ervan dat de verdachte driftig, opvliegend, en agressief kan zijn als hij niet of niet snel genoeg zijn zin krijgt.
De verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Op 24 april 2019 zijn de verdachte en het slachtoffer gestart met een traject mediation in strafzaken. Dat heeft geleid tot een slotovereenkomst op 11 mei 2019, die zich bij de stukken bevindt. De verdachte heeft daarin toegezegd zich in te zetten voor het traject van hulpverlening bij de Waag dat zal starten, dat hij zich aan afspraken in dat kader zal houden en dat hij niet meer zal drinken in het bijzijn van het slachtoffer.
Uit het dossier komt naar voren dat het slachtoffer later bij de politie heeft gemeld dat de verdachte op 29 mei 2019 haar heeft geprobeerd te wurgen en haar een blauw oog heeft geslagen. Zij wilde aangifte doen maar heeft dat daarna niet meer gedaan.
De rechtbank heeft de rapporten gelezen van Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering, van Stichting Jeugdbescherming Gelderland en van de psycholoog en de psychiater die de verdachte hebben onderzocht.
In het rapport van de psycholoog [naam 1] van 24 december 2018 en het aanvullende rapport van 28 augustus 2019 leest de rechtbank dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling, namelijk een ongespecificeerde gedragsstoornis, alcoholmisbruik en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Dit beïnvloedde ook tijdens het tenlastegelegde het denken, voelen en handelen van de verdachte. Het gevaar voor herhaling wordt hoog ingeschat, voornamelijk binnen intieme relaties en bij krenkingen van het instabiele ego. Geadviseerd wordt om de verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen en om het jeugdstrafrecht toe te passen. De psycholoog adviseert een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De hulpverlening die eerder bij de verdachte is ingezet, is niet voldoende geweest om zijn ontwikkeling recht te trekken. Behandeling is geïndiceerd en kan niet in ambulant kader plaatsvinden, omdat de verdachte niet kan voldoen aan de eisen die voor zulke hulp bestaan op het vlak van verbale capaciteiten, reflectievermogen, probleembesef, vertrouwen geven aan en zich openstellen voor een behandelaar. Door de ambivalente houding ten opzichte van hulpverlening, het gebrek aan probleembesef en de vermijdende en ontkennende houding - die deel uitmaakt van de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte - is een duidelijk juridisch kader nodig voor de hulp. Binnen een klinische opname zouden de behandeldoelen zijn: het ontwikkelen van een gezonder zelfbeeld, van meer inzicht in eigen beleving, behoeften en beweegredenen, meer inzicht in sociale situaties en interacties, meer mogelijkheden om voor zichzelf op te komen op een gezonde manier, en om zich van de steun van pro sociale anderen te verzekeren. Er moet aandacht zijn voor risico’s binnen intieme relaties en voor het alcoholgebruik. Binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ maatregel kan in een klinische opname specialistische GGZ kennis gecombineerd worden met mogelijkheden voor observatie en behandeling.
In het rapport van de psychiater [naam 2] van 29 december 2018 en het aanvullende rapport van 27 augustus 2019 leest de rechtbank dat ook deze constateert dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling, namelijk van een dysthyme stoornis (een stemming die langdurig lager dan normaal is), PTSS en een mede daardoor bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en misbruik van alcohol. Deze waren ten tijde van het tenlastegelegde ook aanwezig. Het recidivegevaar schat de psychiater in als verhoogd. Ook de psychiater adviseert het tenlastegelegde verminderd aan de verdachte toe rekenen en het jeugdstrafrecht toe te passen. Er zijn intussen ook signalen dat de verdachte in ambulant kader moeilijk begeleidhaar is. Deze zijn afkomstig van zowel de Waag als van Aanzien, het project voor begeleid wonen waar de verdachte woonde. Geadviseerd wordt om observatie en een forensisch-psychiatrische behandeling te combineren door verdachte te plaatsen in een klinische setting. Daar kan dan gewerkt worden aan de eerder geformuleerde doelen, zoals het ontwikkelen van een gezonder en stabieler zelfbeeld, het verkrijgen van meer inzicht in eigen beleving, behoeften en beweegredenen en in sociale situaties en interacties met anderen (vooral in meer intensieve of intieme relaties waarbij afhankelijkheid kan ontstaan). Ook moet er aandacht zijn voor het alcoholgebruik van de verdachte. Dit kan binnen de afdeling De Catamaran van GGzE. Hij kan hier ook ondersteund worden in zijn groei naar volwassenheid en zelfstandigheid en het realiseren van een voor hem passend toekomstperspectief.
Het meest recente rapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering Den Haag, is opgesteld in overleg en in overeenstemming met de jeugdreclassering van Jeugdbescherming Gelderland. Ook in dit rapport wordt klinische behandeling voor de verdachte nodig gevonden om te werken aan gedragsverandering, vermindering van het recidiverisico en naar meer veiligheid voor het slachtoffer. Een ambulant behandeltraject blijkt niet toereikend te zijn. De behandeling bij de Waag is voortijdig beëindigd omdat deze zeer moeizaam verliep en de beschermde woonvoorziening Aanzien heeft het zorgtraject na zorgelijke signalen beëindigd. Beide instellingen namen deze beslissingen nadat de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte op 12 juli 2019 werd opgeheven.
Geadviseerd wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat de verdachte bezig is met scholing, onrijp overkomt en een nog weinig gedifferentieerde identiteit heeft, beschikt over beperkte handelingsvaardigheden en nog pedagogisch beïnvloedbaar is. Geadviseerd wordt om de volgende voorwaarden te bepalen bij een voorwaardelijk op te leggen PIJ-maatregel:
- toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering van Jeugdbescherming Gelderland, inclusief een meldplicht voor de verdachte en de verplichting van de verdachte dat hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
- opname in een klinische zorginstelling, de gecertificeerde specialistische GGzE voorziening De Catamaran, een kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie en orthopsychiatrie. Aansluitend zou de jeugdreclassering kunnen oordelen dat ambulante behandeling door een instelling voor forensische psychiatrie nodig is, waaraan de verdachte dan zou moeten meewerken.
- beschermd en/of begeleid wonen, als de jeugdreclassering dat na afronding van de opname nodig vindt, in een door de jeugdreclassering te bepalen instelling.
- alcohol- en drugsverbod, als de jeugdreclassering dat nodig vindt, waarbij de verdachte dan moet meewerken aan controle op de naleving daarvan.
- andere voorwaarden betreffende het gedrag, hetgeen zou inhouden een zinvolle dagbesteding hebben in de vorm van onderwijs of werk,
- en om Jeugdbescherming Gelderland opdracht te geven om toezicht te houden en de verdachte te begeleiden.
Geadviseerd wordt om de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht direct uitvoerbaar te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank
Toepasselijk recht
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte volgens het minderjarigen- of meerderjarigenstrafrecht bestraft moet worden. De verdachte was tijdens het plegen van de feiten 18 jaar oud en dan wordt het strafrecht voor meerderjarigen toegepast, tenzij de rechtbank de mogelijkheid gebruikt die is opengelaten om het strafrecht voor minderjarigen toe te passen. Dat kan alleen als de rechtbank daar redenen voor ziet in de persoon van de verdachte zelf of in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De rechtbank constateert dat de adviezen om het jeugdstrafrecht toe te passen goed gemotiveerd zijn en weergeven dat de persoon van de verdachte aanleiding vormt om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank vindt dat ook de omstandigheden waaronder de feiten werden gepleegd, bevestigen dat nog van een jeugdige persoonlijkheid sprake is.
De rechtbank zal daarom het jeugdstrafrecht toepassen.
De op te leggen maatregel en straf
Feit 1 is een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater over de persoon van de verdachte is naar voren gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en ook dat de PIJ-maatregel nodig is voor de veiligheid van anderen. Geadviseerd wordt de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte in voorwaardelijke vorm op te leggen. De deskundigen hebben overwogen dat de verdachte op dit moment ongeschikt is voor een geslaagde ambulante behandeling, maar zij denken dat hij goed behandeld kan worden als hij wordt opgenomen in een klinische setting zoals De Catamaran. Voor de behandeling die de verdachte nodig heeft en zo kan volgen, achten zij het kader van de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm kansrijk genoeg om tot de beoogde resultaten te komen.
De rechtbank zal deze adviezen volgen en de PIJ-maatregel voorwaardelijk opleggen. . Een PIJ-maatregel in deze voorwaardelijke vorm is een juridisch kader dat volgens de deskundigen voldoende kans van slagen heeft om de verdachte aan zijn problemen te laten werken en zich te laten behandelen terwijl de veiligheid van anderen intussen voldoende gewaarborgd is.
De voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Dit betekent dat de maatregel, als deze tenuitvoergelegd wordt en deskundigen daarna vinden dat hij langer moet duren, verlengd kan worden.
De rechtbank zal hierna in de beslissing de bijzondere voorwaarden bepalen zoals deze zijn geadviseerd door het Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering Den Haag,.
Ten aanzien van de aanvullende voorwaarde inhoudende een contactverbod, die door de officier van justitie is gevorderd en waartegen de raadsman verweer heeft gevoerd, overweegt de rechtbank het volgende. Volgens de officier van justitie zou het de aangeefster helpen als een contactverbod wordt opgelegd. Zij zit naar zijn indruk vast in een grote loyaliteit naar de verdachte en wil graag dat het goed met hem gaat, maar tegelijkertijd is door zijn toedoen haar veiligheid en gezondheid in korte tijd twee keer in gevaar gekomen. Door een contactverbod zou herhaling kunnen worden voorkomen en zou het slachtoffer een hoofdstuk kunnen afsluiten. Door de deskundigen is een contactverbod met het slachtoffer echter niet geadviseerd. Het slachtoffer heeft in haar verklaring op de zitting onder meer gezegd dat een contactverbod wat haar betreft niet nodig is.
Hoewel niet kan worden uitgesloten dat de verdachte het slachtoffer meer dan goed en gezond voor haar is, in een emotionele greep houdt, is de rechtbank van oordeel dat de algemene voorwaarde dat de verdachte geen strafbare feiten mag plegen, voldoende afschrikwekkende werking zal moeten hebben om herhaling te voorkomen.
De rechtbank zal bepalen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Dit is mogelijk omdat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een poging tot doodslag, en omdat blijkens de inhoud van de rapporten over de persoon van de verdachte ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan.
De rechtbank gaat ervanuit dat de proeftijd ingaat op het moment van de uitspraak, omdat de dadelijke uitvoerbaarheid wordt bevolen.
Gelet op de ernst van de feiten en rekening houdend met een verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, vindt de rechtbank dat ook een jeugddetentie moet worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 338 dagen, met aftrek van voorarrest, passend is en zal deze hierna opleggen. Deze jeugddetentie is gelijk aan de voorlopige hechtenis die met ingang van 6 december 2019 is geschorst.