ECLI:NL:RBDHA:2019:14462

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
09/818025-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vernieling in een rijdende auto met een mes

Op 19 december 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 16 september 2018 in 's-Gravenhage een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 2000, heeft tijdens een ruzie in een rijdende auto met een mes in de hals van het slachtoffer gesneden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die onder invloed van alcohol was, de aangeefster met een opengeklapt mes heeft vastgepakt en haar verwondingen heeft toegebracht. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet opzettelijk de dood van de aangeefster heeft gewild, maar dat hij in een dronken bui handelde.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en haar moeder als bewijs gebruikt, evenals forensisch onderzoek dat aantoont dat de verwondingen aan de hals van de aangeefster niet levensbedreigend waren, maar wel ernstig. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zijn handelen dodelijk zou kunnen zijn. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en opzettelijke vernieling van een autoruit. De verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie van 338 dagen, met de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, onder voorwaarden van toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering.

De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die door deskundigen als verminderd toerekeningsvatbaar werd beoordeeld. De verdachte moet zich houden aan verschillende voorwaarden, waaronder een alcoholverbod en deelname aan een behandeltraject.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer 09/818025-18
Datum uitspraak: 19 december 2019
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
[adres] ,
nu verblijvend in De Catamaran, een vestiging van GGzE te Eindhoven.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de zittingen van 13 december 2018, 11 maart 2019,
8 augustus 2019, 7 oktober 2019 en 5 december 2019.
De officier van justitie in deze zaak was mr. G.K. Schoep en de raadsman van de verdachte mr. J. van Beest.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 16 september 2018 met een mes heeft gesneden in de hals van [slachtoffer] of dat mes met kracht tegen haar keel heeft gedrukt en dat hij haar zo:
- heeft geprobeerd opzettelijk te doden (primair) of
- zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (subsidiair), of
- heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Daarnaast wordt de verdachte verweten dat hij op 16 september 2018 de ruit van een auto heeft vernield.
De tekst van de - gewijzigde - tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie mr. G.K. Schoep heeft de rechtbank gevraagd bewezen te verklaren dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan feit 1 primair en feit 2.
3.2
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 primair bepleit en heeft een pleitnota overgelegd. Het verweer komt in het kort neer op het volgende.
De verdachte was in de auto zo boos, dat hij de autoruit kapotsloeg. Daarbij gebruikte hij het mes als ruitentikker. Hij was te dronken om gecontroleerd te kunnen handelen. Het slachtoffer zat voor hem in de auto en raakte in paniek. Bij zijn poging om haar te kalmeren realiseerde de verdachte zich niet dat hij het mes nog in zijn hand had. Hij omarmde haar vanaf de achterbank en raakte haar hals met het mes. Het staat niet vast of het mes uitgeklapt was of niet. Het scenario dat de wond bij de aangeefster is veroorzaakt met een dichtgeklapt mes, blijft bestaan.
De verdachte heeft geen stekende beweging gemaakt. De wond aan de hals van het slachtoffer is door de spoedeisende hulp beschreven als een oppervlakkige snijwond. Deze wond was niet levensbedreigend.
De verdachte had geen opzet op de dood van de aangeefster, ook niet in voorwaardelijke zin. Zijn wil was niet gericht op doden of zwaar verwonden van de aangeefster; hij wilde juist dat zij bij hem bleef. Er was geen sprake van een aanmerkelijke kans dat de aangeefster door het handelen van de verdachte zou overlijden.
Feit 1 subsidiair en feit 2 kunnen volgens de raadsman worden bewezenverklaard.
De verdachte heeft feit 2 bekend.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van feit 1
Aangeefster [slachtoffer] verklaarde onder meer het volgende. Zij had een afspraak met de verdachte op 16 september 2018 in Den Haag. Nadat zij samen hadden gegeten, werd aangeefster opgehaald door haar moeder en besloten haar moeder en zij om de verdachte naar huis te brengen, omdat hij te dronken was om zelf met de trein te gaan. De verdachte zat achter het slachtoffer in de auto en gedroeg zich dwars, dwingend en ook beangstigend. Ter hoogte van het Westeinde Ziekenhuis voelde de aangeefster dat hij met zijn linkerarm haar keel omklemde. Ze kon niet bewegen en begon te gillen. Haar moeder gilde ook. Zij zag dat de verdachte met zijn rechterhand een mes vasthield aan de rechterzijde van haar keel en met het mes in haar keel sneed. Ze voelde een stekende pijn. Ze zag bloed op haar handen en raakte in paniek. Haar moeder stopte toen de auto. [2] [3]
De moeder van aangeefster heeft onder meer het volgende verklaard. Zij haalde haar dochter op en omdat de verdachte dronken was, besloot zij samen met haar dochter om hem met de auto naar huis te brengen. De verdachte deed verbaal agressief en vervelend. Hij werd fysiek agressief toen zij reden. Hij sloeg keihard tegen het raam, totdat de ruit kapot was. Hij zei ik ga m’n mes pakken. Hij pakte haar dochter bij de keel en hield een mes op haar keel. Ze zag dat er bloed van haar dochters keel kwam. Zij is toen uitgestapt en zag dat de verdachte toen zichzelf begon te snijden. Zij hoorde hem zeggen dit is mijn eigen bloed en niet van haar en dat hij zichzelf nog meer zou snijden als zij niet weer in de auto zou stappen. [4] De politie heeft later bij de aanhouding gezien dat de verdachte meerdere snijwonden had op de rechterzijde van zijn gezicht en in zijn nek en dat zijn handen onder het bloed zaten. [5]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dronken was en daardoor niet meer veel weet van wat er is gebeurd, maar dat hij zich het volgende kan herinneren. Hij was boos en sloeg het raam van de auto kapot. Hij gebruikte daarbij het mes dat hij uit zijn tas had gehaald. Dat mes had hij nog in zijn rechterhand toen hij de aangeefster vastpakte door beide armen om haar heen te slaan. Ze raakte daardoor nog meer in paniek. Hij wilde haar kalmeren en had niet de bedoeling om haar te verwonden. De wond aan haar hals moet wel met zijn mes te maken hebben. Hij denkt dat het mes misschien wel uitgeklapt was, maar kan zich dat niet herinneren. [6]
Door het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) werd forensisch geneeskundig onderzoek gedaan naar het letsel en het mes. Hieruit bleek onder meer het volgende. Het letsel - een verwonding van circa 5 tot 6 cm, oppervlakkig en reikend tot in het onderhuidse vetweefsel - betrof een scherprandige huidklieving die wordt veroorzaakt door scherprandig mechanisch geweld. Het letsel kan
nietzijn veroorzaakt door het mes in ingeklapte toestand maar kan wél zijn veroorzaakt door het mes in uitgeklapte toestand. In uitgeklapte toestand kan het mes potentieel dodelijk letsel opleveren. [7]
Uit een ademanalyse bleek dat de adem van de verdachte op 17 september 2018 om 1.22 uur 515 microgram alcohol per liter bevatte. [8]
Overwegingen
Uit de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte op 16 september 2018 de aangeefster vanaf de achterbank van een auto met beide armen heeft vastgepakt met een opengeklapt vlindermes in zijn hand. Daarmee heeft hij in de hals van de aangeefster gesneden waardoor zij pijn en letsel heeft opgelopen.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of dit handelen een poging doodslag dan wel (een poging) zware mishandeling oplevert.
Bij de beantwoording van deze vraag acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de hals een zeer kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam is, waar zich onder meer belangrijke (slag)aderen bevonden. Een verwonding aan dergelijke vitale delen kan zeer levensbedreigend zijn en gemakkelijk tot de dood van een persoon leiden.
De verdachte zat achter de aangeefster en kon daardoor niet goed zien wat de precieze positie was van de hals van de aangeefster en het opengeklapte mes. Door zijn dwingende en dreigende gedrag waren het slachtoffer en haar moeder, die achter het stuur zat, gespannen en angstig. De verdachte was dronken. Daardoor had hij, zoals de raadsman ook opmerkte, waarschijnlijk minder controle over zijn handelingen. Hij zat bovendien in een rijdende auto, waardoor voortdurend de kans bestond op onverwachte bewegingen van de inzittenden, veroorzaakt door bijvoorbeeld veranderingen in het wegdek, stuurbewegingen of wijziging van snelheid. Ook de angst en spanning van de aangeefster en haar moeder hadden onverwachte bewegingen tot gevolg kunnen hebben. Onverwachte bewegingen in die omstandigheden hadden op hun beurt kunnen leiden tot een (of meer) veel diepere snijwond(en) in de kwetsbare hals dan uiteindelijk het geval bleek te zijn.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de kans aanmerkelijk was dat de verdachte de aangeefster dodelijk zou verwonden. De rechtbank vindt ook dat de verdachte, door zo te handelen, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou intreden nu zijn gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht waren op voltooiing van dit misdrijf, dat het niet anders kan dan dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van het opengeklapte, scherpe mes nu hij ook zichzelf daarmee meermalen heeft gesneden.
Dat betekent dat de verdachte het voorwaardelijk opzet had op het doden van de aangeefster en het primair tenlastegelegde, de poging tot doodslag, wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van feit 2.
De verdachte heeft bekend dat hij de autoruit heeft ingeslagen. Voor dit feit is geen vrijspraak gevraagd.
De rechtbank vindt dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de aangifte [9] en
- de bekennende verklaring van de verdachte [10] .

4.De bewezenverklaring

De rechtbank is op grond van de onder 3.3 genoemde bewijsmiddelen en overwegingen ervan overtuigd dat de verdachte de feiten heeft gepleegd. De bewezenverklaring staat in bijlage II.

5.De strafbaarheid van de feiten en van de verdachte

De feiten zijn strafbaar. In de beslissing hierna staat hoe de feiten volgens de wet worden omschreven.
De verdachte is ook strafbaar. De psycholoog en de psychiater die de verdachte hebben onderzocht, vinden dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend vanwege de stoornissen die bij de verdachte zijn vastgesteld en die hij ook had op het moment van de feiten.

6.De straf en/of maatregel

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd om de verdachte, met toepassing van het jeugdstrafrecht, voor feit 1 primair en feit 2 te veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van het voorarrest dat werd berekend als 338 dagen op de dag van de zitting, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevraagd om aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen (verder: PIJ-maatregel), die niet tenuitvoergelegd hoeft te worden als de verdachte zich tijdens een proeftijd van twee jaar houdt aan de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, aangevuld met de voorwaarde van een contactverbod tussen de verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] .
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ook bepleit het jeugdstrafrecht toe te passen en vindt dat alleen een voorwaardelijke jeugddetentie genoeg straf is, met als voorwaarde plaatsing in de Catamaran. Hij heeft aangevoerd dat de persoon van de verdachte in de rapportage te negatief in beeld is gebracht en dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet past.
Voor een contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarde ziet de advocaat geen reden. De verdachte heeft zijn excuses aan het slachtoffer aangeboden en zij hebben samen nog steeds een relatie.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf en/of maatregel voor de verdachte gepast is, kijkt de rechtbank naar de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder ze zijn begaan en naar de persoon van de verdachte.
De verdachte heeft het slachtoffer, destijds zijn vriendin, met een mes een snijwond toegebracht op haar keel. Dit deed hij in een zeer ongecontroleerde situatie, namelijk als passagier in een rijdende auto, waarin een hoge spanning heerste door zijn gedrag, vanaf de achterbank en ten slotte ook in beschonken toestand. De kans dat het slachtoffer dit niet had overleefd als het mes dieper in haar hals had geraakt, is aanmerkelijk geweest. Dit feit is zeer ernstig. De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft niet alleen haar maar ook haar moeder, die achter het stuur zat, grote angst aangejaagd.
De verdachte heeft het slachtoffer niet alleen lichamelijk letsel toegebracht, hetgeen in een litteken op haar hals heeft geresulteerd, maar ook geestelijk letsel berokkend. Aannemelijk is dat zij nog geruime tijd nodig heeft om dit feit te verwerken. Het slachtoffer heeft een slachtofferverklaring voorgelezen, waaruit ook blijkt dat het feit een grote impact op haar heeft.
Met het inslaan van een autoruit heeft de verdachte schade toegebracht aan de eigenaar van de auto.
Beide feiten hebben met alcoholmisbruik te maken. Daarnaast getuigen de feiten ervan dat de verdachte driftig, opvliegend, en agressief kan zijn als hij niet of niet snel genoeg zijn zin krijgt.
De verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Op 24 april 2019 zijn de verdachte en het slachtoffer gestart met een traject mediation in strafzaken. Dat heeft geleid tot een slotovereenkomst op 11 mei 2019, die zich bij de stukken bevindt. De verdachte heeft daarin toegezegd zich in te zetten voor het traject van hulpverlening bij de Waag dat zal starten, dat hij zich aan afspraken in dat kader zal houden en dat hij niet meer zal drinken in het bijzijn van het slachtoffer.
Uit het dossier komt naar voren dat het slachtoffer later bij de politie heeft gemeld dat de verdachte op 29 mei 2019 haar heeft geprobeerd te wurgen en haar een blauw oog heeft geslagen. Zij wilde aangifte doen maar heeft dat daarna niet meer gedaan.
De rechtbank heeft de rapporten gelezen van Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering, van Stichting Jeugdbescherming Gelderland en van de psycholoog en de psychiater die de verdachte hebben onderzocht.
In het rapport van de psycholoog [naam 1] van 24 december 2018 en het aanvullende rapport van 28 augustus 2019 leest de rechtbank dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling, namelijk een ongespecificeerde gedragsstoornis, alcoholmisbruik en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Dit beïnvloedde ook tijdens het tenlastegelegde het denken, voelen en handelen van de verdachte. Het gevaar voor herhaling wordt hoog ingeschat, voornamelijk binnen intieme relaties en bij krenkingen van het instabiele ego. Geadviseerd wordt om de verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen en om het jeugdstrafrecht toe te passen. De psycholoog adviseert een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De hulpverlening die eerder bij de verdachte is ingezet, is niet voldoende geweest om zijn ontwikkeling recht te trekken. Behandeling is geïndiceerd en kan niet in ambulant kader plaatsvinden, omdat de verdachte niet kan voldoen aan de eisen die voor zulke hulp bestaan op het vlak van verbale capaciteiten, reflectievermogen, probleembesef, vertrouwen geven aan en zich openstellen voor een behandelaar. Door de ambivalente houding ten opzichte van hulpverlening, het gebrek aan probleembesef en de vermijdende en ontkennende houding - die deel uitmaakt van de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte - is een duidelijk juridisch kader nodig voor de hulp. Binnen een klinische opname zouden de behandeldoelen zijn: het ontwikkelen van een gezonder zelfbeeld, van meer inzicht in eigen beleving, behoeften en beweegredenen, meer inzicht in sociale situaties en interacties, meer mogelijkheden om voor zichzelf op te komen op een gezonde manier, en om zich van de steun van pro sociale anderen te verzekeren. Er moet aandacht zijn voor risico’s binnen intieme relaties en voor het alcoholgebruik. Binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ maatregel kan in een klinische opname specialistische GGZ kennis gecombineerd worden met mogelijkheden voor observatie en behandeling.
In het rapport van de psychiater [naam 2] van 29 december 2018 en het aanvullende rapport van 27 augustus 2019 leest de rechtbank dat ook deze constateert dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling, namelijk van een dysthyme stoornis (een stemming die langdurig lager dan normaal is), PTSS en een mede daardoor bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en misbruik van alcohol. Deze waren ten tijde van het tenlastegelegde ook aanwezig. Het recidivegevaar schat de psychiater in als verhoogd. Ook de psychiater adviseert het tenlastegelegde verminderd aan de verdachte toe rekenen en het jeugdstrafrecht toe te passen. Er zijn intussen ook signalen dat de verdachte in ambulant kader moeilijk begeleidhaar is. Deze zijn afkomstig van zowel de Waag als van Aanzien, het project voor begeleid wonen waar de verdachte woonde. Geadviseerd wordt om observatie en een forensisch-psychiatrische behandeling te combineren door verdachte te plaatsen in een klinische setting. Daar kan dan gewerkt worden aan de eerder geformuleerde doelen, zoals het ontwikkelen van een gezonder en stabieler zelfbeeld, het verkrijgen van meer inzicht in eigen beleving, behoeften en beweegredenen en in sociale situaties en interacties met anderen (vooral in meer intensieve of intieme relaties waarbij afhankelijkheid kan ontstaan). Ook moet er aandacht zijn voor het alcoholgebruik van de verdachte. Dit kan binnen de afdeling De Catamaran van GGzE. Hij kan hier ook ondersteund worden in zijn groei naar volwassenheid en zelfstandigheid en het realiseren van een voor hem passend toekomstperspectief.
Het meest recente rapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering Den Haag, is opgesteld in overleg en in overeenstemming met de jeugdreclassering van Jeugdbescherming Gelderland. Ook in dit rapport wordt klinische behandeling voor de verdachte nodig gevonden om te werken aan gedragsverandering, vermindering van het recidiverisico en naar meer veiligheid voor het slachtoffer. Een ambulant behandeltraject blijkt niet toereikend te zijn. De behandeling bij de Waag is voortijdig beëindigd omdat deze zeer moeizaam verliep en de beschermde woonvoorziening Aanzien heeft het zorgtraject na zorgelijke signalen beëindigd. Beide instellingen namen deze beslissingen nadat de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte op 12 juli 2019 werd opgeheven.
Geadviseerd wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat de verdachte bezig is met scholing, onrijp overkomt en een nog weinig gedifferentieerde identiteit heeft, beschikt over beperkte handelingsvaardigheden en nog pedagogisch beïnvloedbaar is. Geadviseerd wordt om de volgende voorwaarden te bepalen bij een voorwaardelijk op te leggen PIJ-maatregel:
  • toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering van Jeugdbescherming Gelderland, inclusief een meldplicht voor de verdachte en de verplichting van de verdachte dat hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering;
  • opname in een klinische zorginstelling, de gecertificeerde specialistische GGzE voorziening De Catamaran, een kliniek voor forensische jeugdpsychiatrie en orthopsychiatrie. Aansluitend zou de jeugdreclassering kunnen oordelen dat ambulante behandeling door een instelling voor forensische psychiatrie nodig is, waaraan de verdachte dan zou moeten meewerken.
  • beschermd en/of begeleid wonen, als de jeugdreclassering dat na afronding van de opname nodig vindt, in een door de jeugdreclassering te bepalen instelling.
  • alcohol- en drugsverbod, als de jeugdreclassering dat nodig vindt, waarbij de verdachte dan moet meewerken aan controle op de naleving daarvan.
  • andere voorwaarden betreffende het gedrag, hetgeen zou inhouden een zinvolle dagbesteding hebben in de vorm van onderwijs of werk,
  • en om Jeugdbescherming Gelderland opdracht te geven om toezicht te houden en de verdachte te begeleiden.
Geadviseerd wordt om de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht direct uitvoerbaar te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank
Toepasselijk recht
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte volgens het minderjarigen- of meerderjarigenstrafrecht bestraft moet worden. De verdachte was tijdens het plegen van de feiten 18 jaar oud en dan wordt het strafrecht voor meerderjarigen toegepast, tenzij de rechtbank de mogelijkheid gebruikt die is opengelaten om het strafrecht voor minderjarigen toe te passen. Dat kan alleen als de rechtbank daar redenen voor ziet in de persoon van de verdachte zelf of in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De rechtbank constateert dat de adviezen om het jeugdstrafrecht toe te passen goed gemotiveerd zijn en weergeven dat de persoon van de verdachte aanleiding vormt om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank vindt dat ook de omstandigheden waaronder de feiten werden gepleegd, bevestigen dat nog van een jeugdige persoonlijkheid sprake is.
De rechtbank zal daarom het jeugdstrafrecht toepassen.
De op te leggen maatregel en straf
Feit 1 is een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Uit de rapporten van de psycholoog en de psychiater over de persoon van de verdachte is naar voren gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en ook dat de PIJ-maatregel nodig is voor de veiligheid van anderen. Geadviseerd wordt de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte in voorwaardelijke vorm op te leggen. De deskundigen hebben overwogen dat de verdachte op dit moment ongeschikt is voor een geslaagde ambulante behandeling, maar zij denken dat hij goed behandeld kan worden als hij wordt opgenomen in een klinische setting zoals De Catamaran. Voor de behandeling die de verdachte nodig heeft en zo kan volgen, achten zij het kader van de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm kansrijk genoeg om tot de beoogde resultaten te komen.
De rechtbank zal deze adviezen volgen en de PIJ-maatregel voorwaardelijk opleggen. . Een PIJ-maatregel in deze voorwaardelijke vorm is een juridisch kader dat volgens de deskundigen voldoende kans van slagen heeft om de verdachte aan zijn problemen te laten werken en zich te laten behandelen terwijl de veiligheid van anderen intussen voldoende gewaarborgd is.
De voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Dit betekent dat de maatregel, als deze tenuitvoergelegd wordt en deskundigen daarna vinden dat hij langer moet duren, verlengd kan worden.
De rechtbank zal hierna in de beslissing de bijzondere voorwaarden bepalen zoals deze zijn geadviseerd door het Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering Den Haag,.
Ten aanzien van de aanvullende voorwaarde inhoudende een contactverbod, die door de officier van justitie is gevorderd en waartegen de raadsman verweer heeft gevoerd, overweegt de rechtbank het volgende. Volgens de officier van justitie zou het de aangeefster helpen als een contactverbod wordt opgelegd. Zij zit naar zijn indruk vast in een grote loyaliteit naar de verdachte en wil graag dat het goed met hem gaat, maar tegelijkertijd is door zijn toedoen haar veiligheid en gezondheid in korte tijd twee keer in gevaar gekomen. Door een contactverbod zou herhaling kunnen worden voorkomen en zou het slachtoffer een hoofdstuk kunnen afsluiten. Door de deskundigen is een contactverbod met het slachtoffer echter niet geadviseerd. Het slachtoffer heeft in haar verklaring op de zitting onder meer gezegd dat een contactverbod wat haar betreft niet nodig is.
Hoewel niet kan worden uitgesloten dat de verdachte het slachtoffer meer dan goed en gezond voor haar is, in een emotionele greep houdt, is de rechtbank van oordeel dat de algemene voorwaarde dat de verdachte geen strafbare feiten mag plegen, voldoende afschrikwekkende werking zal moeten hebben om herhaling te voorkomen.
De rechtbank zal bepalen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Dit is mogelijk omdat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een poging tot doodslag, en omdat blijkens de inhoud van de rapporten over de persoon van de verdachte ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan.
De rechtbank gaat ervanuit dat de proeftijd ingaat op het moment van de uitspraak, omdat de dadelijke uitvoerbaarheid wordt bevolen.
Gelet op de ernst van de feiten en rekening houdend met een verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, vindt de rechtbank dat ook een jeugddetentie moet worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 338 dagen, met aftrek van voorarrest, passend is en zal deze hierna opleggen. Deze jeugddetentie is gelijk aan de voorlopige hechtenis die met ingang van 6 december 2019 is geschorst.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
45, 77a, 77c, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1. primair:
poging tot doodslag;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen;
verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 338 dagen
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier vanaf getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
en
legt de verdachte op de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die
2 jaaris, houdt aan de volgende voorwaarden:
  • dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • dat hij zich zal melden bij de jeugdreclassering Jeugdbescherming Gelderland op momenten waarop zij dat willen en zo lang zij dat willen;
  • dat hij zich voor de duur van maximaal een jaar zal laten opnemen in de gecertificeerde specialistische GGzE voorziening De Catamaran of een andere overeenkomstige klinische zorginstelling;
  • dat hij zich voor de duur van maximaal 7 weken laat opnemen in een door de jeugdreclassering te bepalen zorginstelling, als de jeugdreclassering vanwege een verhoogde kans op geweld een kortdurende klinische opname geïndiceerd acht;
  • dat hij na afronding van de klinische opname en als de jeugdreclassering dit nodig vindt, verblijft in een gecertificeerde instelling voor beschermd en/of begeleid wonen, te bepalen door de jeugdreclassering;
  • dat hij, als en zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt, geen alcohol en drugs zal gebruiken en meewerkt aan de door de jeugdreclassering te bepalen controle op dit verbod;
  • dat hij een dagbesteding zal hebben die nuttig of zinvol is, dit ter beoordeling door de jeugdreclassering;
  • geeft opdracht aan
wijst de veroordeelde op de van rechtswege geldende voorwaarden:
  • dat hij voor het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs (artikel 1 Wet op de identificatieplicht) zal laten inzien;
  • dat hij zal meewerken aan het toezicht door de jeugdreclassering en aan huisbezoeken artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht);
beveelt dat het toezicht en de voorwaarden bij de voorwaardelijke PIJ-maatregel
dadelijk uitvoerbaarzijn;
heft op het geschorst beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.F. Mewe, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter,
en mr. D.G.J. Dop, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 december 2019.
Bijlage 1. De tenlastelegging
Na wijziging van de tenlastelegging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 september 2018 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer]
van het leven te beroven, opzettelijk met een mes in de hals en/of op de keel
heeft gesneden
en/of (met kracht) een mes tegen de hals en/of de keel gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
Hij op of omstreeks 16 september 2018 te ‘s-Gravenhage aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend ontsierend litteken in de hals heeft
toegebracht door die [slachtoffer] met een mes in de hals en/of op de keel te snijden, althans
die [slachtoffer] (met kracht) een mes tegen de hals en/of de keel te drukken’
Artikel 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2018 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] bij de nek/hals heeft vastgepakt
en/of (terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer] vasthad), die [slachtoffer] met een mes
in de hals/op de keel heeft gesneden,
en/of (met kracht) een mes tegen de hals en/of de keel gedrukt, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 september 2018 te 's-Gravenhage opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit (behorende bij de Opel Astra, kentekennummer
[kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en
wederrechtelijk met kracht en/of meerdere malen tegen die ruit te slaan;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bijlage 2. De bewezenverklaring
Ten aanzien van de verdachte wordt bewezenverklaard dat:
1.
hij op 16 september 2018 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes in de hals heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 16 september 2018 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (behorende bij de Opel Astra, kentekennummer [kenteken] ), toebehorende aan [naam 3] , heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met kracht en/of meerdere malen tegen die ruit te slaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar verklaringen, dan zijn dat verklaringen uit het politiedossier met nummer PL1500-2018251717.
2.Pag. 33 t/m 36, proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] .
3.Pag. 36: foto van de verwonding aan de keel van de aangeefster.
4.Pag. 40, verklaring van getuige [getuige] .
5.Pag. 16, proces-verbaal van aanhouding.
6.Verklaring van de verdachte op de zitting van 5 december 2019.
7.Rapport van 23 september 2019 van het Forensisch geneeskundig onderzoek door [naam 4] , verbonden aan het NFI.
8.Pag. 42 t/m 44, proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten.
9.Pag. 37 t/m 39, aangifte door [getuige] .
10.Verklaring van de verdachte op de zitting van 5 december 2019.