ECLI:NL:RBDHA:2019:14527
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verlening verblijfsvergunning onder de beperking ‘Arbeid als zelfstandige’ voor Turkse nationaliteit met beroep op het gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser van Turkse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'arbeid als zelfstandige', maar deze aanvraag werd afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij ook verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist.
De rechtbank heeft de beroepen gezamenlijk behandeld en vastgesteld dat eiser zijn aanvraag had onderbouwd met een ondernemingsplan. Echter, verweerder had de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf en onvoldoende onderbouwing van het ondernemingsplan. Eiser heeft in zijn beroep een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar een vergelijkbaar ondernemingsplan van een andere ondernemer, dat wel was goedgekeurd. De rechtbank oordeelde dat eiser zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel voldoende had onderbouwd en dat verweerder niet adequaat had gemotiveerd waarom het ondernemingsplan van eiser niet was voorgelegd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO).
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vergoed en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank inmiddels op het beroep had beslist. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen.