ECLI:NL:RBDHA:2019:146

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2019
Publicatiedatum
10 januari 2019
Zaaknummer
NL18.23178
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige politieke activiteiten in Kameroen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Kameroense nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het besluit op 3 december 2018 had genomen, met de motivering dat de aanvraag kennelijk ongegrond was op basis van artikel 31 in samenhang met artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had gesteld dat hij bedreigingen had ontvangen vanwege zijn politieke activiteiten in Kameroen, waar hij als jeugdbegeleider en lid van een oppositiepartij actief was. Tijdens de zitting op 4 januari 2019, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd de geloofwaardigheid van zijn verklaringen ter discussie gesteld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn politieke activiteiten ongeloofwaardig waren, onder andere omdat hij geen overtuigend bewijs kon leveren van zijn lidmaatschap van de oppositiepartij en zijn rol daarin. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de beslissing aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.23178

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, v-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.W. Kreumer).

ProcesverloopBij besluit van 3 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000). Voorts is aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.23179, plaatsgevonden op 4 januari 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is
F. de Hengst als tolk verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Kameroense nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1992.
Eiser heeft op 12 november 2018 een asielaanvraag ingediend op Schiphol. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij via zijn dominee bedreigingen heeft ontvangen nadat hij als jeugdbegeleider van de kerk boodschappen doorgaf aan jongeren over de wens van de Engelstaligen in Kameroen om meer zeggenschap te krijgen in de regering en opriep om tegen de huidige president te stemmen. Hierna ontmoette eiser [X], leider van de oppositiepartij [oppositiepartij] (hierna: [oppositiepartij]), en werd eiser lid van de partij en de assistent van [X]. Eiser heeft verklaard dat hij ingezet werd om menigten, vooral jongeren, toe te spreken tijdens bijeenkomsten van [X]. Door het doorgeven van politieke boodschappen heeft eiser verscheidene problemen meegemaakt, waaronder bedreigingen en twee incidenten die bij hem thuis plaatsvonden waarbij zijn huis werd vernield, hij en zijn gezin zijn geslagen en zijn echtgenote is verkracht. Hierdoor is eiser op 23 oktober 2018 uit Kameroen vertrokken. Ook na zijn vertrek zijn mannen bij eiser langs geweest en eisers echtgenote heeft hem verteld dat er een arrestatiebevel tegen hem is uitgevaardigd. Eiser vreest derhalve voor zijn leven bij een eventuele terugkeer.
2. Als relevante elementen van het asielrelaas van eiser worden door verweerder onderscheiden:
 Nationaliteit, identiteit en herkomst;
 Politieke boodschappen doorgeven als begeleider aan jongeren in de kerk en de daar uitvloeiende problemen;
 Mobiliseren van jongeren als lid van [oppositiepartij] en assistent van [X] en de daar uitvloeiende problemen.
Verweerder volgt eiser in zijn nationaliteit, identiteit en herkomst. De verklaringen over het doorgeven van politieke boodschappen aan jongeren in de kerk en de daar uitvloeiende problemen zijn echter ongeloofwaardig geacht. Net als de verklaringen over het mobiliseren van jongeren als lid van [oppositiepartij], het assisteren van [X] en de daar uitvloeiende problemen.
3. Eiser stelt zich op het volgende standpunt.
Ter zitting heeft eiser benadrukt dat de bedreigingen die hij via de dominee heeft ontvangen geen reden zijn geweest voor zijn vertrek en dat zijn asielrelaas is gestoeld op zijn politieke activiteiten en de problemen die hij daardoor heeft ondervonden.
Verweerder heeft deze ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Om zijn lidmaatschap van [oppositiepartij] te onderbouwen heeft eiser een lidmaatschapskaart overgelegd na het nader gehoor. Verweerder heeft hem ten onrechte verweten dat hij niet eerder gesproken heeft over deze lidmaatschapskaart, want de kaart is aangevraagd en afgegeven nadat eiser de asielaanvraag heeft ingediend en eiser kon hier niet eerder over verklaren nu hij niet eerder wist dat zijn vrouw een nieuwe lidmaatschapskaart zou aanvragen.
Eiser persisteert in zijn verklaring dat iedereen binnen de partij belangrijk is en hij in het bijzonder, waardoor hij vervolgd en mishandeld is en moest onderduiken. Het litteken boven eisers oog is wel opgemerkt, maar er zijn onterechte geen conclusies aan verbonden.
Voorts is van belang dat tijdens het nader gehoor geen open vragen zijn gesteld door de gehoormedewerker over de politieke partij en bij welke stroming het behoort. Eiser heeft dan ook de meest passende optie gekozen tijdens het beantwoorden van de vraag. Met betrekking tot het verklaren over de politieke activiteiten stelt eiser dat het nader gehoor lang duurde en dat het niet onbegrijpelijk is dat daarom op het einde foutjes worden gemaakt. Verweerder heeft niet onderkend dat de fase aanvullingen en correcties juist is bedoeld om deze foutjes recht te zetten.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
4.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet het belang aan de lidmaatschapskaart heeft hoeven hechten die eiser eraan verbindt, nu eiser tijdens het gehoor niets heeft gezegd over de mogelijkheid om een nieuwe pas aan te vragen, de pas een kopie is en niet op authenticiteit kan worden onderzocht, er geen foto opstaat en er geen kopie van de achterkant van de pas is ontvangen. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte gesteld dat de lidmaatschapskaart niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van eisers lidmaatschap van de partij.
4.2
Over de rol van eiser binnen de partij oordeelt de rechtbank dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser ongerijmd heeft verklaard ten aanzien van zijn positie binnen [oppositiepartij]. Zo heeft eiser verklaard dat iedereen gezien wordt als assistent van [X], maar eiser zou geen andere assistenten kennen en kan geen belangrijke figuren noemen binnen [oppositiepartij]. Verweerder heeft terecht gesteld dat niet valt in te zien dat eiser zulke grote departementen helemaal alleen onder zijn hoede zou hebben, maar geen belangrijke figuren kan noemen binnen [oppositiepartij]. Hierdoor heeft verweerder niet ten onrechte de gestelde prominente rol van eiser ongeloofwaardig geacht.
4.3
Tijdens het nader gehoor heeft eiser naar oordeel van de rechtbank tegenstrijdig en incorrect verklaard over de politieke partij en zijn activiteiten voor [oppositiepartij]. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat dit begrijpelijk is gezien de lengte van het nader gehoor en de fouten eenvoudig rechtgezet kunnen worden in de fase aanvullingen en correcties. Blijkens het verslag van dit gehoor is voorafgaand aan het gehoor aan eiser gevraagd om aan te geven als het even niet gaat en als hij toe is aan pauze. Tijdens het gehoor is er meermaals een pauze ingelast en na de pauze is telkens aan eiser gevraagd hoe het met hem ging en of hij nog door kon gaan. Eiser heeft dit steeds bevestigend beantwoord en heeft na het gehoor verklaard heel tevreden te zijn over het gesprek en heeft tijdens en na het gehoor niets gezegd over vermoeidheid.
4.4
Van eiser mag worden verwacht dat hij direct helder en volledig verklaart en indien hij naderhand verklaringen corrigeert mag worden verwacht dat hij deugdelijke verklaringen geeft waarom hij terugkomt op zijn eerdere verklaringen. Verweerder heeft terecht gesteld dat eisers beroep op vermoeidheid door het lange gehoor niet voldoende is om de tegenstrijdige, summiere en incorrecte verklaringen over [oppositiepartij] te verklaren, waardoor de aanvullingen en correcties afdoen aan eisers relaas. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat het rapport van het nader gehoor een duidelijk beeld geeft dat aan eiser open vragen zijn gesteld over de politieke partij. Dat eiser moe is, verklaart naar het oordeel van de rechtbank niet afdoende dat eiser weinig kennis heeft van de politieke partij.
4.5
Gelet hierop zijn eisers lidmaatschap, zijn rol in en activiteiten voor [oppositiepartij] door verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden en zijn de daaruit voortkomende problemen daarom evenmin ten onterechte ongeloofwaardig geacht.
4.6
Nu eiser ter zitting heeft verklaard dat zijn activiteiten en problemen als jeugdleider voor de kerk geen aanleiding zijn geweest voor zijn vlucht uit Kameroen laat de rechtbank een oordeel op dit onderdeel achterwege.
5. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Maas, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.