ECLI:NL:RBDHA:2019:146
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige politieke activiteiten in Kameroen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Kameroense nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het besluit op 3 december 2018 had genomen, met de motivering dat de aanvraag kennelijk ongegrond was op basis van artikel 31 in samenhang met artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had gesteld dat hij bedreigingen had ontvangen vanwege zijn politieke activiteiten in Kameroen, waar hij als jeugdbegeleider en lid van een oppositiepartij actief was. Tijdens de zitting op 4 januari 2019, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd de geloofwaardigheid van zijn verklaringen ter discussie gesteld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn politieke activiteiten ongeloofwaardig waren, onder andere omdat hij geen overtuigend bewijs kon leveren van zijn lidmaatschap van de oppositiepartij en zijn rol daarin. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de beslissing aangegeven, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.