ECLI:NL:RBDHA:2019:14607
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Machtiging voor medewerking aan vaststellingsovereenkomst voor minderjarige
Op 6 november 2019 is er een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Den Haag, waarin verzoekers, wettelijk vertegenwoordigers van een minderjarige, om machtiging vroegen om medewerking te verlenen aan een vaststellingsovereenkomst. Aangezien de minderjarige zijn/haar gewone verblijfplaats niet in Nederland heeft, diende de kantonrechter te beoordelen of hij rechtsmacht had. De Verordening Brussel-II bis was van toepassing, die bepaalt dat in beginsel de rechter van de lidstaat waar de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft bevoegd is. Echter, de Nederlandse rechter kan ook bevoegd zijn indien er een nauwe band met Nederland is en de bevoegdheid door het belang van het kind gerechtvaardigd is.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 12 lid 3 van de Verordening Brussel-II bis, waardoor hij zich bevoegd verklaarde. Vervolgens werd vastgesteld dat het recht van België van toepassing is, aangezien de ouders van de minderjarige volgens Belgisch recht verplicht zijn om voor bepaalde handelingen, zoals het aangaan van een dading, vooraf toestemming te vragen aan de vrederechter.
De kantonrechter oordeelde dat het aangaan van de vaststellingsovereenkomst in het belang van de minderjarige is en heeft het machtigingsverzoek toegewezen. De beschikking werd uitgesproken op 11 november 2019 door mr. I.D. Bellaart, waarbij de kantonrechter zich bevoegd verklaarde en machtiging verleende voor de medewerking aan de vaststellingsovereenkomst.