In deze zaak heeft de werknemer, geboren op [geboortedag] 1969, een verzoek ingediend om het door de werkgever gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. De werknemer was sinds 7 februari 2018 in dienst bij de werkgever, Waterski Centrum Wollebrand B.V., en werd op 4 juli 2019 op staande voet ontslagen wegens vermeende verduistering van de verkoopopbrengst van een fles champagne. De werknemer betwistte de beschuldigingen en stelde dat er geen dringende reden voor ontslag was. De werkgever voerde aan dat de werknemer op 15 juni 2019 een fles champagne had verkocht zonder deze op de kassa aan te slaan, wat leidde tot het ontslag. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 oktober 2019 werd duidelijk dat de werkgever geen hard bewijs had voor de verduistering. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet voldoende bewijs had geleverd om de beschuldiging van verduistering te onderbouwen. Het enkele feit dat de fles champagne niet op de omzetlijst stond, was onvoldoende om aan te nemen dat de werknemer de opbrengst had verduisterd. De kantonrechter vernietigde het ontslag op staande voet en veroordeelde de werkgever om de werknemer toe te laten tot de werkvloer en het achterstallige loon te betalen. Het verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te ontbinden werd afgewezen, omdat er geen redelijke grond voor ontbinding was.