ECLI:NL:RBDHA:2019:14651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
C-09-573407-HA ZA 19-487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een overeenkomst door verlies van vertrouwen in de samenwerking tussen een zelfstandig postbezorger en PostNL

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen een zelfstandig postbezorger, handelend onder de naam [handelsnaam eiser], en PostNL Pakketten Benelux B.V. De eiser vorderde wedertewerkstelling of, bij gebreke daarvan, een schadevergoeding wegens gederfde inkomsten. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen terecht was ontbonden door PostNL, omdat er sprake was van een verlies van vertrouwen in de samenwerking. De eiser had in een periode van zeven maanden meer dan 1.500 keer pakketten voor een bepaald adres overgedragen aan een medechauffeur, terwijl hij zelf ook pakketten aan datzelfde adres afleverde. Dit leidde tot extra vergoedingen voor de eiser, wat PostNL als onterecht beschouwde. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen begrijpelijke verklaring kon geven voor zijn werkwijze en dat PostNL er op mocht vertrouwen dat de eiser zich aan de overeengekomen voorwaarden hield. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van PostNL werden begroot op € 1.725,00. De uitspraak werd gedaan op basis van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en de proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANKDEN HAAG
Team Handel
zaak/rolnummer C/09/573407 / HA ZA 19-487
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 5 november 2019
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [handelsnaam eiser],
te Den Haag,
eiser,
advocaat: mr. I. Correljé te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
TEGEN
POSTNL PAKKETTEN BENELUX B.V.,
te Hoofddorp,
gedaagde,
advocaat: mr. F. Diepraam te Haarlem.
Partijen worden hierna [eiser] en PostNL genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 mei 2019, met producties 1 t/m 8;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 7;
  • het tussenvonnis van 31 juli 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de brief van 31 oktober 2019 van de zijde van [eiser], met als bijlage een complete versie van de Vervoersovereenkomst van 21 juli 2016.
  • de comparitie van partijen op 5 november 2019,
waarbij zijn verschenen:
· [eiser], bijgestaan door de advocaat voornoemd;
· namens PostNL, [A] (onderzoeker PostNL Security) en [B] (bedrijfsjurist PostNL), bijgestaan door de advocaat voornoemd,
waarbij van de zijde van PostNL zijn overgelegd:
· de volmacht van PostNL aan [A];
· de tarievenbijlage bij de Vervoersovereenkomst van 21 juli 2016.
Van het verhandelde ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
1.2.
De rechtbank heeft na een schorsing van de zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan op de voet van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
wijst de vorderingen af;
2.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van PostNL tot op heden begroot op € 1.725,00;
2.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
[eiser] was in ieder geval sinds 2010 zelfstandig postbezorger bij PostNL en was daarmee een ervaren bezorger. De laatste overeenkomst tussen partijen is getekend op 21 juli 2016. [eiser] werkte met enige regelmaat samen met een tweede chauffeur: [X]. Postbezorgers krijgen per bezorgadres (stop) een vast bedrag en vervolgens een extra bedrag voor elk op dat adres afgeleverd pakket.
3.3.
Op 21 november 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen medewerkers van PostNL en [eiser]. Aan [eiser] is uitgelegd dat hij in een periode van ongeveer zeven maanden in meer dan 1.500 gevallen een of meer pakketten voor een bepaald adres had overgedragen aan [X], terwijl hij op ongeveer hetzelfde moment zelf ook een of meerdere pakketten aan datzelfde adres afleverde. Op deze wijze heeft hij volgens PostNL € 1.946,69 aan extra inkomsten gegenereerd, doordat er een extra stop werd gecreëerd. [eiser] heeft volgens het gesprekverslag op 21 november 2018 als verklaring gegeven dat ieder van hen een kant van de straat deed of dat hij soms vergeten was een pakket af te leveren. Deze verklaring strookte niet met de feiten: hetzelfde adres werd binnen de tijd van een minuut door verschillende chauffeurs bediend.
3.4.
Bij brief van 23 november 2018 heeft PostNL de overeenkomst met [eiser] met onmiddellijke ingang beëindigd, omdat niet van haar gevergd kon worden de overeenkomst langer voor te zetten. Inmiddels heeft PostNL de overeenkomst met [eiser] bij brief van 22 maart 2019 ook met een opzegtermijn van drie maanden, dus per 22 juni 2019 beëindigd.
3.5.
[eiser] vordert in deze procedure wedertewerkstelling en anders een schadevergoeding wegens gederfde inkomsten. Hij stelt dat hij niet wist dat zijn werkwijze, waarbij hij pakketten overdroeg aan [X] terwijl hij zelf ook pakketten aan hetzelfde adres afleverde, een extra stop creëerde waarvoor hij een extra stopvergoeding kreeg.
3.6.
PostNL heeft in reactie op de stelling van [eiser] uitgelegd dat in de tarievenbijlage van de met [eiser] getekende overeenkomst het vergoedingssysteem is opgenomen, dat periodiek met [eiser] is besproken hoe het systeem van de stops werkt en dat [eiser] ermee bekend is dat hij een vergoeding per stop kreeg. [eiser] heeft dit bevestigd.
3.7.
Gelet op deze uitleg van PostNL, die door [eiser] is bevestigd, is de rechtbank van oordeel dat hij voor de gang van zaken geen begrijpelijke verklaring heeft kunnen geven. Tijdens de zitting heeft [eiser] nog gezegd dat hij door werkdruk en een chaotisch ingeruimde bus niet systematisch werkte, waardoor pakketten voor één adres regelmatig niet in één keer konden worden afgeleverd. Hij is echter een ervaren bezorger, waarvan verwacht kan worden dat hij weet hoe hij zijn bus moet inrichten om de te bezorgen pakketten efficiënt te bezorgen. PostNL heeft ook uitgelegd dat het systeem met de pakketten daarop is ingericht. [eiser] werkt ook regelmatig alleen en is dan kennelijk in staat zijn pakketten te bezorgen. In zoverre begrijpt de rechtbank niet hoe [eiser], als hij een medebezorger heeft, meer dan 1.500 keer in een periode van zeven maanden de pakketten niet zodanig in de bus heeft gerangschikt dat hij in staat was om per adres in één keer alle pakketten te bezorgen. Bovendien blijft onduidelijk waarom hij in al die gevallen binnen een zeer korte tijdspanne de pakketten door beide bezorgers heeft laten bezorgen, waardoor een extra vergoeding werd verkregen.
3.8.
[eiser] werkt zelfstandig en PostNL moet erop kunnen vertrouwen dat [eiser] daarbij volgens de overeengekomen voorwaarden werkt. Nu [eiser] voor zijn werkwijze die extra stops heeft gecreëerd en daarmee extra vergoedingen, geen begrijpelijke verklaring heeft gegeven, kon PostNL in november 2018 concluderen dat zij het vertrouwen in [eiser] had verloren. Dit verlies van vertrouwen is een wijziging in de omstandigheden op grond waarvan van PostNL niet langer kan worden gevergd dat zij de overeenkomst voortzette. Dit rechtvaardigt de conclusie dat PostNL de overeenkomst terecht heeft ontbonden.
3.9.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van PostNL worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
€ 1.086,00(2,0 punten × tarief € 543)
Totaal € 1.725,00.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 7 november 2019.
WAARVAN PROCES-VERBAAL