In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen een zelfstandig postbezorger, handelend onder de naam [handelsnaam eiser], en PostNL Pakketten Benelux B.V. De eiser vorderde wedertewerkstelling of, bij gebreke daarvan, een schadevergoeding wegens gederfde inkomsten. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen terecht was ontbonden door PostNL, omdat er sprake was van een verlies van vertrouwen in de samenwerking. De eiser had in een periode van zeven maanden meer dan 1.500 keer pakketten voor een bepaald adres overgedragen aan een medechauffeur, terwijl hij zelf ook pakketten aan datzelfde adres afleverde. Dit leidde tot extra vergoedingen voor de eiser, wat PostNL als onterecht beschouwde. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen begrijpelijke verklaring kon geven voor zijn werkwijze en dat PostNL er op mocht vertrouwen dat de eiser zich aan de overeengekomen voorwaarden hield. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van PostNL werden begroot op € 1.725,00. De uitspraak werd gedaan op basis van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en de proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.