ECLI:NL:RBDHA:2019:14664

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
4 maart 2020
Zaaknummer
7394941 CV EXPL 18-5552
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering en toewijzing vordering in reconventie met betrekking tot gemachtigdensalaris in incassozaken

In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] had een vordering ingesteld tegen [gedaagde] ter hoogte van € 6.132,83, die voortvloeide uit een incassoprocedure. [Gedaagde] had eerder een bedrag van € 19.467,52 ontvangen van haar debiteur, waarna [eiser] een eindafrekening opmaakte van € 5.302,49. [Gedaagde] maakte bezwaar tegen de hoogte van deze eindafrekening, met name tegen het in rekening gebrachte gemachtigdensalaris van € 1.100,00. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] de vordering van [eiser] volledig had voldaan en dat er geen verdere bedragen meer verschuldigd waren. De kantonrechter wees de vordering van [eiser] af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. In reconventie werd de vordering van [gedaagde] tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag van € 1.100,00 toegewezen, omdat de algemene voorwaarden van [eiser] onvoldoende duidelijk waren over de verplichting om dit bedrag te betalen. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet had hoeven begrijpen dat zij naast de 10% provisie ook het gemachtigdensalaris aan [eiser] moest voldoen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en voorwaarden in incassozaken.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Zittingsplaats Leiden
TS
Rolnr.: 7394941 \ CV EXPL 18-5552
Datum: 19 juni 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak:
[eiser] ,
gevestigd en kantoorhoudende te Bergen op Zoom,
eisende partij,
gemachtigde: [eiser] B.V.,
tegen
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te Leiden,
gedaagde partij,
gemachtigde: dhr. E. Snelderwaard.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding d.d. 29 november 2018 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
Na conclusie van antwoord is een inlichtingen- en schikkingscomparitie gelast.
De comparitie is gehouden op 18 april 2019; van het verhandelde is aantekening gehouden.
Het vonnis is bepaald op heden.

2.Feiten

Op grond van de onweersproken inhoud van de stukken gaat de kantonrechter van het volgende uit.
2.1
Op 5 december 2017 heeft [gedaagde] een vordering ter incasso uit handen gegeven aan [eiser] . [eiser] heeft op de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst de door haar gehanteerde tarieven en algemene voorwaarden van toepassing verklaard. In de algemene voorwaarden is onder het kopje ‘Tarieven gerechtelijk incasso traject’, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
‘Afrekening bij volledige betaling;
U ontvangt hoofdsom +/+ rente +/+ voorschot -/- provisie
(…)
Over de geïncasseerde hoofdsom wordt in het gerechtelijk traject 10% provisie berekend.’
2.2
[eiser] is in de gerechtelijke procedure als gemachtigde van [gedaagde] opgetreden. Zij heeft daartoe een externe jurist ingehuurd. De kantonrechter heeft de vordering van [gedaagde] toegewezen waarop [gedaagde] op 21 augustus 2018 een algehele betaling van € 19.467,52 van haar debiteur heeft ontvangen. Naar aanleiding van deze algehele betaling heeft [eiser] op 19 september 2018 de eindafrekening opgemaakt voor een bedrag van € 5.302,49 en heeft zij deze eindafrekening aan [gedaagde] toegezonden.
2.3
Bij e-mailbericht van 6 november 2018 heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de eindafrekening. Zij heeft daartoe, voor zover van belang, het volgende aangevoerd:
‘(…)
De jurist kost omgerekend 95 euro per uur. Een totaal van 760 euro welke wij moeten betalen. Echter wat wij niet begrijpen is de 1100 euro salaris van de gemachtigde? Wie is dit en waar komt dit vandaan? Tevens de provisie van 10% over het totale te innen bedrag is nooit gesproken en dus niet conform afspraak. Een totaal van 2590,70 dat voor ons als onbekende kosten in rekening wort gebracht en niet zijn geeist bij de debiteur.
Wij zijn het niet eens met deze kosten. Deze hadden voorafgaande de procedure met ons besproken moeten worden. Dit heef [eiser] nagelaten. (…)’
2.4
[eiser] heeft per e-mail het bezwaar van [gedaagde] weersproken. Zij heeft daartoe, voor zover van belang, het volgende aangevoerd:
‘(…)
In november 2017 heeft u via onze website een account aangemaakt en vervolgens uw eerste opdracht ingediend. Bij het aanmaken van het account bent u nadrukkelijk akkoord gegaan met bijgevoegde tarieven en voorwaarden.
Onder het kopje tarieven gerechtelijke incasso staat vermeld; “Over de geïncasseerde hoofdsom wordt in het gerechtelijk traject 10% provisie berekend”
Het salaris gemachtigde is ook door uw debiteur (rechtstreeks) aan u betaald en komt zoals de naam al zegt aan de gemachtigde (ons kantoor) toe.
De afrekening is dus conform voorwaarden opgesteld en ik verzoek u dringend de factuur per ommegaande te voldoen.’
2.5
[eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 14 november 2018 in gebreke gesteld en de buitengerechtelijke kosten en rente aangezegd.
2.6
Bij e-mailbericht van 20 november 2018 heeft [gedaagde] aan [eiser] medegedeeld toch akkoord te zijn met de factuur en het bedrag voor 5 december 2018 over te maken. [eiser] heeft hierop gereageerd per e-mailbericht van 20 november 2018 waarin zij het volgende schrijft:
Het overmaken van slechts de hoofdsom is niet meer afdoende. De factuur dient inclusief rente en kosten te worden voldaan. En wel per ommegaande. Verder uitstel van 2 weken is voor ons onacceptabel. Ik zou ook niet weten waarvoor een dergelijk uitstel nodig zou zijn? U heeft het bedrag wat ons toekomt immers al van uw debiteur ontvangen.
2.7 2
[gedaagde] heeft per e-mailbericht van 27 november 2018 gereageerd op het e-mailbericht van [eiser] van 20 november 2019. In dit bericht heeft zij een betalingsregeling voorgesteld waarbij zij heeft voorgesteld om half december 2018 een bedrag van € 3.066,42 te voldoen en half januari 2019 het restant van de factuur inclusief rente en kosten. Zij vermeldt daarbij dat [gedaagde] , vanwege niet betalende klanten, niet direct kon overgaan tot betaling van de openstaande factuur. [eiser] heeft niet gereageerd op dit e-mailbericht en op het gedane voorstel, maar heeft [gedaagde] twee dagen na het voorstel gedagvaard.
2.8 2
[gedaagde] heeft op 14 december 2018 een bedrag van € 3.066,42 aan [eiser] voldaan en op 15 januari 2019 een bedrag van € 3.066,41, zodat zij in totaal een bedrag van € 6.132,83 aan [eiser] heeft voldaan.

3.Vordering en verweer in conventie en in reconventie

3.1
[eiser] vordert bij inleidende dagvaarding de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 6.132,83 te vermeerderen met de verdere handelsrente over € 5.302,49 vanaf 20 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2
[eiser] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] , ondanks diverse aanmaningen, in gebreke is gebleven om de vordering te voldoen. [eiser] voert daarbij aan dat het door [gedaagde] gedane voorstel om twee weken na 20 november 2018 te betalen voor haar onacceptabel was en dat de vordering direct diende te worden voldaan. [gedaagde] heeft dat niet gedaan, waardoor [eiser] [gedaagde] in rechte heeft moeten betrekken.
3.3 2
[gedaagde] heeft de vordering van [eiser] betwist. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij, na het ontvangen van de factuur op 19 september 2018, nimmer een herinnering van [eiser] heeft ontvangen. Pas op 20 november 2018, nadat [gedaagde] per e-mailbericht aan [eiser] liet weten de factuur binnen twee weken te voldoen, ontving zij een bericht van [eiser] met de mededeling dat de factuur met 10% werd verhoogd. [gedaagde] voert tevens aan dat zij aan [eiser] een redelijk betalingsvoorstel heeft gedaan en dat zij zich aan deze betalingsregeling heeft gehouden door op 15 december 2018 een bedrag van € 3.066,42 te betalen en op 15 januari 2019 het restant van de vordering inclusief rente en kosten. [gedaagde] zou normaalgesproken de factuur al in oktober 2018 hebben voldaan, maar was hier niet toe in staat vanwege het uitblijven van liquiditeit. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de procedure geen zin heeft, nu de gehele factuur inclusief de door [eiser] gevorderde rente en kosten is voldaan.
3.4 2
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord een eis in reconventie ingediend van € 1.100,00. [gedaagde] zou dit bedrag namelijk onverschuldigd aan [eiser] hebben voldaan. Zij voert daartoe aan dat [gedaagde] dit bedrag toegekend heeft gekregen aan gemachtigdensalaris in een gerechtelijke procedure die zij tegen een van haar debiteuren heeft gevoerd. Dit toegewezen bedrag is ter compensatie voor de kosten van de jurist. Nu [eiser] op haar eindfactuur zowel de kosten van de jurist voor € 760,00 als het gemachtigdensalaris van € 1.100,00 in rekening heeft gebracht, heeft [eiser] dubbel kosten voor juridische bijstand gevorderd. De € 1.100,00 is onverschuldigd betaald aangezien slechts het bedrag van € 760,00 aan [eiser] moest worden voldaan, aldus [gedaagde] .
3.5
Op de verdere stellingen en verweren van partijen zal, zo nodig, bij de beoordeling worden ingegaan.

4.Beoordeling

in conventie

4.1
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] gehouden is om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.132,83, zijnde de eindafrekening van de door [eiser] namens [gedaagde] gevoerde procedure inclusief rente en kosten, alsmede de kosten van deze procedure.
4.2
Bij haar conclusie van antwoord heeft [gedaagde] stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij de gehele eindfactuur van [eiser] alsmede de in rekening gebrachte kosten en rente heeft voldaan. Ter comparitie heeft [eiser] erkend dat [gedaagde] de vordering volledig heeft voldaan. Het had daarom op de weg van [eiser] gelegen om haar vordering bij akte te verminderen met het door [gedaagde] betaalde bedrag van € 6.132,83. Zij heeft dit echter nagelaten. Nu de vordering van [eiser] door [gedaagde] volledig is voldaan, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] niets meer van [gedaagde] te vorderen heeft. De vordering ten aanzien van de eindafrekening zal daarom ook worden afgewezen.
4.3
Op grond van artikel 6:29 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is een schuldeiser niet verplicht om een voorstel van een schuldenaar tot betaling van een vordering in termijnen te accepteren. Wel is een schuldeiser, op grond van artikel 6:101 BW gehouden om zijn schade door het niet-tijdig voldoen van een vordering door de schuldenaar te beperken. Van [eiser] kan daarom worden verwacht dat zij eerst buiten rechte probeert de achterstand in betaling te incasseren, zodat daarmee de hoge kosten van een procedure kunnen worden voorkomen.
4.4 2
[gedaagde] heeft op 20 november 2018 aan [eiser] medegedeeld dat zij de vordering binnen twee weken zal voldoen. Hierop berichtte [eiser] enkel dat dit onacceptabel was en dat [gedaagde] tevens de rente en kosten verschuldigd was. Vervolgens heeft [gedaagde] op 27 november 2018 aan [eiser] laten weten dat zij de vordering inclusief rente en kosten in twee termijnen zou willen voldoen met als reden dat de liquiditeit het niet toeliet om de vordering eerder te voldoen. [eiser] heeft niet op dit betalingsvoorstel gereageerd noch aangevoerd waarom het niet per ommegaande voldoen van de vordering voor haar onacceptabel was. Zij heeft ervoor gekozen om [gedaagde] direct in rechte te betrekken. Het had echter op de weg van [eiser] gelegen om, gelet op het perspectief dat bestond om de vordering volledig buiten rechte te kunnen incasseren, een betalingsregeling met [gedaagde] te overwegen in plaats van [gedaagde] twee dagen na het door haar gedane betalingsvoorstel in rechte te betrekken. De kantonrechter is daarom van oordeel dat, gelet op het voorgaande, het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de door [eiser] voor het voeren van de onderhavige procedure gemaakte kosten volledig voor rekening van [gedaagde] zouden moeten komen. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om de proceskosten te compenseren, zodat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.5
Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij een bedrag van € 1.100,00 terzake gemachtigdensalaris, zoals vermeld op de door [eiser] verzonden eindafrekening, onverschuldigd heeft betaald. [eiser] heeft deze stelling ter comparitie betwist. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij op grond van de algemene voorwaarden recht heeft op het aan [gedaagde] in de gevoerde gerechtelijke procedure toegekende gemachtigdensalaris. Dit bedrag valt namelijk ook onder de provisie, aldus [eiser] . [gedaagde] heeft dit weersproken en gesteld dat zij de tekst van de algemene voorwaarden niet zo heeft begrepen en/of heeft moeten begrijpen en dat slechts een provisie van 10% en de kosten van de jurist in rekening gebracht hadden mogen worden.
4.6
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] kon en had moeten begrijpen dat naast de te betalen provisie, zoals vermeld in de algemene voorwaarden van [eiser] , tevens het in het vonnis toegewezen bedrag aan gemachtigdensalaris aan [eiser] voldaan moest worden.
4.7
De kantonrechter staat dus voor de vraag hoe de onder 2.1 vermelde bepaling uit de algemene voorwaarden moet worden uitgelegd. Daarbij is van belang dat over die algemene voorwaarden niet afzonderlijk is onderhandeld en dat zij zijn opgesteld door [eiser] . Een onduidelijkheid of dubbelzinnigheid in de bewoordingen van die algemene voorwaarden komen dus voor rekening en risico van [eiser] . Uit de algemene voorwaarden blijkt slechts dat er, bij een volledige betaling, 10% provisie wordt geheven. Deze provisie heeft [eiser] in haar eindafrekening van 19 september 2018 voor een bedrag van € 1.490,70 ook bij [gedaagde] in rekening gebracht en is door [gedaagde] zonder protest voldaan. Dat naast deze 10% provisiekosten en de overeengekomen kosten voor het inhuren van een jurist ook toegewezen gemachtigdensalaris aan [eiser] moet worden betaald is niet, althans onvoldoende duidelijk, verwoord in de algemene voorwaarden. [gedaagde] kon en hoefde daarom ook niet te begrijpen dat zij, wanneer er sprake zou zijn van een volledige betaling na een gerechtelijke procedure, dit toegewezen bedrag aan gemachtigdensalaris af zou moeten dragen aan [eiser] . Zij mocht erop vertrouwen dat, zoals in de algemene voorwaarden staat vermeld, zij bij het succesvol voeren van een gerechtelijke procedure enkel de 10% aan provisie en de overeengekomen kosten voor een jurist hoefde te betalen. Nu niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de toegewezen kosten voor gemachtigdensalaris van € 1.100,00 op grond van de algemene voorwaarden aan [eiser] zou moeten voldoen, is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] dit bedrag niet op haar eindafrekening bij [gedaagde] in rekening had mogen brengen. De vordering tot terugbetalen van het bedrag aan gemachtigdensalaris van € 1.100,00 zal dan ook worden toegewezen.
4.8
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie aan de zijde van [gedaagde] .
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
- wijst de vordering af;
- compenseert de proceskosten zodat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
in reconventie
- veroordeelt [eiser] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te betalen de som van € 1.100,00;
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot heden begroot op € 120,00 aan noodzakelijke reis-, verblijf- en verletkosten;
in conventie en in reconventie
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. L.C. Heuveling van Beek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juni 2019.