In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie waarbij eiser, vertegenwoordigd door B. de Jong LL.B., in beroep ging tegen een verzuimboete die hem was opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoorplicht is geschonden, waardoor het beroep gegrond is verklaard en de uitspraak op bezwaar is vernietigd. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de verzuimboete terecht was opgelegd, en heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
De zitting vond plaats op 1 oktober 2019, waar de gemachtigde van eiser aanwezig was en de inspecteur werd vertegenwoordigd door mr. [A] en mr. [B]. De rechtbank overwoog dat, hoewel de hoorplicht was geschonden, het in dit geval niet noodzakelijk was om de zaak terug te wijzen naar de inspecteur, omdat eiser geen prijs stelde op een nieuwe hoorzitting. De rechtbank heeft de inhoudelijke behandeling voortgezet en geconcludeerd dat de verzuimboete terecht was opgelegd, gezien de omstandigheden van de zaak.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024 en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.