ECLI:NL:RBDHA:2019:14889
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
WW-uitkering niet uitbetaald vanwege verwijtbare werkloosheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WW-uitkering. Eiser had een WW-uitkering aangevraagd na ontslag door Young Capital, maar het UWV weigerde de uitkering aanvankelijk omdat eiser verwijtbaar werkloos zou zijn. Eiser had in juni 2018 een vakantie geboekt, terwijl hij opgeroepen was om te werken. Het UWV stelde dat zijn werkloosheid het gevolg was van een dringende reden, omdat hij niet op het werk was verschenen na een afwijzing van zijn verlofaanvraag. Eiser stelde echter dat hij niet verwijtbaar was, omdat hij pas op 17 mei 2018 vernam dat hij zijn werkzaamheden bij Mediq kon voortzetten en dat hij zijn vakantie had geboekt voordat hij deze informatie ontving. De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende had onderzocht of eiser daadwerkelijk verwijtbaar werkloos was en dat de afwijzing van de verlofaanvraag door Young Capital niet in overeenstemming was met goed werkgeverschap. De rechtbank vernietigde het besluit van het UWV en gelastte een nieuwe beslissing op bezwaar, waarbij het UWV rekening moest houden met de omstandigheden van de zaak. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser.