In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2019 een beschikking gegeven inzake de instelling van afwezigheidsbewind voor twee erfgenamen van een overleden erflaatster. De erfgenamen zijn onbereikbaar, waarbij één vermoedelijk in Australië woont en de ander een zwervend bestaan leidt in Nederland. Het verzoek om afwezigheidsbewind voor de erfgenaam in Australië is afgewezen, omdat de vereffening van de nalatenschap ook zonder zijn medewerking kan plaatsvinden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de nalatenschap kan worden afgehandeld door de overige erfgenamen, die als vereffenaars optreden, en dat de belangen van de erfgenaam in Australië voldoende worden beschermd door de mogelijkheid om later zijn erfdeel op te eisen.
Voor de andere erfgenaam, die in Nederland woont, is het verzoek tot instelling van afwezigheidsbewind toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat er een reële kans bestaat dat contact met deze erfgenaam kan worden gelegd, en dat het in zijn belang is om zijn erfdeel veilig te stellen. De kantonrechter heeft de verzoeker benoemd tot bewindvoerder, met uitgebreide bevoegdheden, om de belangen van de erfgenaam te behartigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven.