ECLI:NL:RBDHA:2019:1524

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
NL18.23473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2019 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van eiser, die vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublin-regelgeving. Eiser had op 20 december 2018 de asielopvang verlaten en er was geen contact meer geweest tussen eiser en zijn gemachtigde na 13 december 2018. De rechtbank concludeerde dat eiser geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn beroep, aangezien hij geen contact had gezocht met zijn gemachtigde en de correspondentie retour was gekomen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door rechter B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier J.A.B. Koens.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.23473
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Wouters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.23474, plaatsgevonden op 17 januari 2019. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Uit dossierinformatie blijkt dat eiser op 20 december 2018 de asielopvang heeft verlaten. De gemachtigde van eiser heeft verklaard dat het laatste contact met eiser heeft plaatsgevonden op 13 december 2018. Zij heeft tevens verklaard dat de correspondentie die nadien aan eiser is verzonden, retour is gekomen. Eiser heeft na het verlaten van de opvang geen contact meer gezocht met zijn gemachtigde.
2. Uit deze feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, op 17 januari 2019.
Dit proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.