ECLI:NL:RBDHA:2019:1624

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2019
Publicatiedatum
25 februari 2019
Zaaknummer
09/842117-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het voorhanden hebben van vuurwapens

Op 21 maart 2018 heeft de politie een auto van verdachte doorzocht, waarbij aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen (MDMA, GHB en amfetamine) en twee vuurwapens zijn aangetroffen. Verdachte, geboren in 1988 en gedetineerd in PI Utrecht, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van deze middelen en wapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanhouding van verdachte rechtmatig was, gezien haar antecedenten en de omstandigheden rondom de aanhouding. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van vormverzuimen. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de auto rechtmatig was en dat verdachte op de hoogte was van de aanwezige verdovende middelen. De rechtbank verklaarde bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA, GHB en amfetamine, evenals het voorhanden hebben van vuurwapens. Verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842117-18
Datum uitspraak: 21 februari 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in PI Utrecht – HvB Nieuwersluis te Nieuwersluis.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 5 juli 2018, 27 september 2018, 14 december 2018 (pro forma) en 7 februari 2019 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw mr. K. Lans naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 21 maart 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 273,2 gram (507 pillen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 3060 ml, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of 96,4 gram amfetamine, zijnde MDMA en/of GHB en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op of omstreeks 21 maart 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, te weten een automatisch vuurwapen (merk CZ, model 61, kaliber 7.65 mm), en/of een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver (merk Weihrauch, model HW38, kaliber .38 Special), voorhanden heeft gehad;
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 21 maart 2018 te [plaats] , gemeente [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (Walther PK380) en/of een geweer (Remmington Wingmaster shotgun), en/of munitie van categorie III, te weten 20 patronen Gauge en/of 74 patronen .22 Long Rifle en/of 26 patronen .22 REM blank, voorhanden heeft gehad;
4.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 21 maart 2018 te [plaats] , gemeente [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 270 gram (500 pillen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 97,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of ongeveer 14 liter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde MDMA en/of cocaïne en/of GHB (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenkingen komen er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte op 21 maart 2018 MDMA, GHB en amfetamine (feit 1) en twee vuurwapens (feit 2) aanwezig heeft gehad. Voorts wordt haar verweten dat zij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 21 maart 2018 wapens en munitie (feit 3) en MDMA, cocaïne en GHB aanwezig heeft gehad (feit 4).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 4 ten laste gelegde aanwezig hebben van GHB.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde wegens vormverzuimen in het voorbereidende onderzoek. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de doorzoeking van de auto van verdachte onrechtmatig was, omdat geen sprake was van een verdenking van een strafbaar feit jegens verdachte. Voorts blijkt uit het dossier niet dat de politie gemachtigd was de woning aan de [adres] te [plaats] te doorzoeken en evenmin dat de rechter-commissaris tijdens de doorzoeking aanwezig is geweest. Deze vormverzuimen dienen tot bewijsuitsluiting van de in de auto van verdachte en voornoemd pand aangetroffen wapens en drugs te leiden. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewijs voor de tenlastegelegde feiten ontbreekt.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feiten 1 en 2
Doorzoeking auto
Op 21 maart 2018 omstreeks 20.00 uur zag de politie op de [adres] te [plaats] een zwarte Volkswagen Lupo schuin in een parkeervak staan. Achter het stuur zat [verdachte] (hierna: verdachte), op wier naam de auto stond. Verdachte bleek veelvuldig in de politiesystemen voor te komen en antecedenten te hebben op het gebied van drugs. Naast verdachte zat een man, die later [verdachte] (hierna: [verdachte] ) bleek te zijn. Uit het pand aan de [adres] kwam vervolgens een man naar buiten lopen die in de auto stapte, waarop verdachte wegreed. De politie belde vervolgens aan bij de woning. Er werd opengedaan door een man die om zijn hals een opgevouwen mondkapje droeg. De verbalisanten zagen dat de kaken van de man heen en weer gingen en hij niet stil kon blijven staan. Zij vermoedden dan ook dat hij onder invloed van drugs was en dat de persoon die kort ervoor de woning verlaten had en in de Volkswagen Lupo was gestapt had gehandeld in verdovende middelen. [2] Daarop heeft de politie de auto doen stoppen; verdachte was bestuurster, [verdachte] was bijrijder en achterin zat [naam] . Op grond van deze waarnemingen, en in aanmerking genomen dat de bestuurster antecedenten ter zake van drugs had, kon bij verbalisanten het redelijke vermoeden rijzen dat in de woning een drugsdeal had plaatsgevonden en dat in de auto drugs aanwezig waren; ten aanzien van de inzittenden was derhalve sprake van verdenking van overtreding van de Opiumwet. De rechtbank acht op grond van voormelde feiten en omstandigheden de aanhouding van verdachte rechtmatig. Verdachte heeft bij haar aanhouding desgevraagd verklaard dat zij geen drugs bij zich had en de politie toegestaan in de auto te kijken. [3] [verdachte] – voor wiens stoel een zwarte rugtas van het merk Armani stond – heeft verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat verbalisanten daar in keken. [4] Gegeven de verdenking en de door de verdachten daartoe verleende toestemming in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat ook het onderzoek in de kofferbak van de auto, respectievelijk het onderzoek van de rugtas rechtmatig is geweest.
Feit 1
In de zwarte Armani rugtas die op de vloer voor de bijrijdersstoel stond [5] werden onder meer de volgende goederen aangetroffen:
- een sealbag met 507 ruitvormige groene tabletten met aan één zijde de indruk MAX en aan de andere zijde de indruk F1 (met een totaal netto gewicht van 273,20 gram);
- een doorzichtige vacuümzak met daarin een gripzak met rode rand gevuld met een beige substantie met een totaal netto gewicht van 96,4 gram;
- een witte plastic fles met opdruk ‘gedemineraliseerd water’ met een inhoud van 1 liter, met daarin een doorzichtige stroperige vloeistof;
- een petflesje met opdruk ‘Aquarius’ met een inhoud van 500 milliliter, gevuld met een blauwe vloeistof;
- een plastic fles met opdruk ‘Fernandes’ met een inhoud van 1 liter, gevuld met een groen/blauwe vloeistof;
- een plastic petflesje met een inhoud van 500 milliliter, gevuld met een blauwe vloeistof;
- een wit plastic flesje met een inhoud van 60 milliliter, gevuld met een doorzichtige stroperige vloeistof.
Van de tabletten, de beige substantie en de vloeistoffen in de flessen zijn monsters gemaakt, welke zijn voorzien van de SIN-nummer AAFF8459NL (tabletten), AAFF8492Nl (vacuümzak met beige subtantie), AAFF8495NL (witte plastic fles met opdruk gedemineraliseerd water), AAFF8493 (een petflesje met opdruk Aquarius), AAFF8494NL (plastic fles met opdruk Fernandes), AAJD7198NL een plastic petflesje met een blauwe vloeistof), AAJD7199NL (een wit plastic flesje). [6] Uit onderzoek van de monsters door het NFI is gebleken dat AAFF8495NL, AAFF8493, AAFF8494NL, AAJD7198NL en AAJD7199NL GHB bevatten, AAFF8492NL amfetamine en dat AAFF8459NL MDMA bevat. [7]
Bij verdachte is tijdens haar fouillering in de penitentiaire inrichting Nieuwersluis een telefoon aangetroffen. Deze telefoon is door de politie in beslag genomen en onderzocht. In de telefoon is een chatgesprek van 21 maart 2018 aangetroffen met ‘ [naam] ’. In dit gesprek zegt verdachte dat als [naam] er € 30,- bij doet zij “een halve” heeft. [naam] krijgt een halve liter voor € 50,- en dan moet ze het komen ophalen. Met € 30,- erbij krijgt ze “een hele” en dan komt ze het brengen. [naam] zegt dat zij om 21:00-22:00 uur wil afspreken. [8]
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte in het gesprek, waarin gesproken wordt over het tegen betaling krijgen van een middel waarbij de inhoudsmaat van een liter wordt genoemd, [naam] GHB wilde verkopen. In aanmerking genomen dat verdachte kennelijk om 21:00-22:00 uur heeft afgesproken en omstreeks 20:00 uur is aangehouden, waarbij in haar auto meerdere (liter)flessen GHB zijn aangetroffen, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte en [verdachte] met de GHB onderweg waren naar deze [naam] en deze GHB (ten dele) voor haar bestemd was. Dat betekent dat verdachte op de hoogte moet zijn geweest van de GHB in de tas. In het licht van deze handel van verdachte en [verdachte] in verdovende middelen gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte eveneens op de hoogte was van de overige middelen die in de tas waarin zich de GHB bevond zijn aangetroffen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met een ander heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 273,2 gram MDMA, 96,4 gram amfetamine en 3060 milliliter GHB.
Feit 2
Tijdens de doorzoeking van voornoemde Volkswagen Lupo heeft de politie in een tas in de kofferbak een revolver en een koffertje aangetroffen. In het koffertje zat een zwartkleurig automatisch vuurwapen van het type Uzi. [9] De wapens zijn in beslag genomen en nader onderzocht. Uit het onderzoek is gebleken dat de revolver (merk: Weihrauch, model: HW 38, kaliber .38 Special) een vuurwapen is in de zin van artikel 2, eerste lid, categorie III, sub 1, van de WWM. [10] Het automatische vuurwapen (merk: CZ, model: 61, kaliber 7.65 mm) is een wapen in de zin van artikel II, sub 2, van de WWM. [11] Op het foam in de koffer is een biologisch spoor aangetroffen dat door het NFI is onderzocht. Het NFI heeft gerapporteerd dat het uit dit spoor verkregen DNA-mengprofiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is als de hypothese dat de bemonstering DNA van [verdachte] en verdachte bevat waar is, dan als de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon, niet verwant aan [verdachte] of verdachte, waar is. [12] Op de ruwe delen van de revolver is eveneens DNA aangetroffen. Het NFI heeft daarover gerapporteerd dat het daaruit verkregen DNA-mengprofiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is als de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van verdachte en één of twee willekeurige onbekende personen waar is, dan als de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van twee of drie willekeurige onbekende personen waar is. [13] Op de voorzijde en aan de binnenkant van de loop van de pistoolmitrailleur (de rechtbank begrijpt: de onder verdachte in haar auto in het koffertje aangetroffen pistoolmitrailleur) alsmede op de sluitklemmen en het handvat van de koffer is een DNA-profiel aangetroffen. Gelet op de wijze waarop hypothesen inzake de herkomst van biologische sporen geformuleerd plegen te worden begrijpt de rechtbank het NFI-rapport aldus, dat het verkregen DNA-mengprofiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is als de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van verdachte waar is, dan als de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van willekeurige onbekende personen waar is. [14] Op basis van deze bevindingen acht de rechtbank aannemelijk dat het aangetroffen DNA op het foam in de koffer, de pistoolmitrailleur en de revolver van verdachte is.
Naar het oordeel van de rechtbank schreeuwt de omstandigheid dat verdachtes DNA is aangetroffen op wapens en een wapenkoffer in verdachtes auto, waarvan zij op dat moment bestuurder was, om een plausibele verklaring van verdachte over de herkomst van die wapens. Bij gebreke daarvan gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte wist dat de wapens in haar auto lagen. Het door de raadsvrouw naar voren gebrachte alternatieve scenario dat sprake is geweest van secundaire DNA-overdracht is, mede gelet op de (veelheid aan) plaatsen waar het DNA is aangetroffen, onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte een automatisch vuurwapen van het merk CZ en een revolver van het merk Weihrauch voorhanden heeft gehad.
Feiten 3 en 4
Doorzoeking [adres] te [plaats]
Op 21 maart 2018 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan de [adres] te [plaats] . Uit de stukken in het dossier blijkt dat de rechter-commissaris mr. C. Fetter de mondelinge vordering van de officier van justitie tot doorzoeking heeft toegewezen. Een ambtgenoot van de rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam heeft uitvoering aan de doorzoeking gegeven en is bij de doorzoeking aanwezig geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is aan de door de wet gestelde eisen voor een doorzoeking voldaan en was deze rechtmatig.
Vrijspraak wapenbezit en verdovende middelen
Bij doorzoeking van de woning aan de [adres] te [plaats] op 21 maart 2018 zijn in een ruimte tussen het plafond van de begane grond en de vloer van de eerste verdieping wapens en verdovende middelen aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank is het enkele feit dat de goederen zijn aangetroffen in een woning waar verdachte en anderen verbleven echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, in aanmerking genomen dat de goederen zich bevonden in een verborgen ruimte waar geen goederen zijn aangetroffen die in verband gebracht kunnen worden met verdachte. Nu ander bewijs ontbreekt kan daarom niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat de goederen in de woning aanwezig waren. De rechtbank zal de verdachte dan ook van de bij dagvaarding onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van verdachte bewezen dat:
1.
zij op 21 maart 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 273,2 gram (507 pillen) MDMA en 3060 ml GHB en 96,4 gram amfetamine, zijnde MDMA en GHB en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op 21 maart 2018 te [plaats] een wapen van categorie II, te weten een automatisch vuurwapen (merk CZ, model 61, kaliber 7.65 mm) en een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver (merk Weihrauch, model HW38, kaliber .38 Special), voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit, indien de rechtbank tot bewezenverklaring komt, de straf te beperken tot de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur. Zij heeft naar voren gebracht dat verdachte bereid is zich aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee vuurwapens, waaronder een automatisch vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie leidt veelal tot het plegen van ernstige geweldsdelicten. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen. Daarnaast heeft verdachte een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen voorhanden gehad, waarvan in ieder geval een deel bedoeld was om daarin te handelen. Dergelijke harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en de handel erin leidt tot veel criminaliteit en overlast, mede gezien de grote financiële belangen die met de handel in verdovende middelen zijn gemoeid.
De rechtbank neemt als strafverzwarende omstandigheid in aanmerking dat de wapens zijn aangetroffen in een auto, op de openbare weg, terwijl verdovende middelen werden vervoerd, hetgeen doet vermoeden dat bij de handel in drugs waarbij verdachte betrokken was (bedreiging met) geweld niet werd geschuwd.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 9 januari 2019 blijkt dat verdachte reeds eerder in 2018 is veroordeeld voor een aan de Opiumwet gerelateerd feit. Deze veroordeling heeft haar er klaarblijkelijk niet van weerhouden opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsrapport d.d. 27 juni 2018. Uit het rapport komt naar voren dat verdachte een zwervend bestaan leidt. Op haar veertiende is zij begonnen met het experimenteren met drugs. Sindsdien gebruikt ze speed en GHB. Zij zegt nu te willen stoppen met drugs, maar dat lijkt samen te hangen met haar verblijf in detentie. Eerder heeft zij geen pogingen ondernomen of de noodzaak gevoeld te stoppen. Verdachte heeft problemen op bijna alle leefgebieden (geen werk, problematisch drugsgebruik, schulden, geen dagbesteding en inkomen). Vooralsnog zijn er geen beschermende factoren te noemen. Verdachte heeft een gebrek aan zelfinzicht en mogelijk een negatieve houding ten opzichte van begeleiding en behandeling. Een eerder toezicht in 2016 is niet van de grond gekomen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een (ambulante) behandelverplichting (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en opname in een instelling voor begeleid wonen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend. Deze straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd. Enerzijds omdat verdachte van de feiten 3 en 4 wordt vrijgesproken, anderzijds omdat de rechtbank aansluiting heeft gezocht bij de straffen die voor feiten als de bewezenverklaarde doorgaans worden opgelegd, zoals vastgelegd in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De rechtbank acht het voorts, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en haar functioneren, ter voorkoming van recidive, van belang dat zij behandeld en begeleid wordt. Daarom zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.

7.In beslag genomen voorwerpen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A, aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp wordt teruggegeven aan verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het beslag geen standpunt ingenomen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 14d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
onder 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
onder 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
15 (VIJFTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
4 (VIER) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de (algemene) voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij reclassering Inforsa Utrecht, Wittevrouwenkade 6 te Utrecht op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zich laat behandelen door een nader te bepalen ambulante forensisch zorginstelling voor de problemen op verschillende leefgebieden, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven;
- voor zover – ter beoordeling van voormelde zorginstelling in overleg met de reclassering – zich een crisis bij verdachte voordoet, zich laat opnemen ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken of zoveel korter als de zorginstelling in overleg met de reclassering noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de proeftijd of zolang de reclassering dit noodzakelijk acht verblijft in een instelling voor begeleid of beschermd wonen of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
geeft opdracht aan Reclassering Inforsa tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1.00 stk handschoen, kl: zwart.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
mr. M.M. Dolman, rechter,
in tegenwoordigheid van W.G. Terwel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2019.
mr. Dolman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017087714, van de politie eenheid Den Haag, district Den-Haag- West, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 890).
2.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , p. 533-534.
3.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , p. 620.
4.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , p. 533; proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL1500-2018074414-149; proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL1500-2018074414-147.
5.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , p. 534.
6.Proces-verbaal van de politie Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing/narcotica, p. 52-55.
7.Rapporten identificatie van veelvoorkomende drugs van het NFI van 12 april 2018 en 7 mei 2018, p. 58 en 60.
8.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon verdachte [verdachte] , p. 310-312 en 314-315.
9.Proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] , p. 621.
10.Proces-verbaal van de politie Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing, Wapens, Munitie en Explosieven, p. 64.
11.Proces-verbaal van de politie Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing, Wapens, Munitie en Explosieven, p. 69.
12.Het rapport aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet en het aantreffen van vuurwapens in ’s-Gravenhage d.d. 212018 van 14 juni 2018, p. 85.
13.Het rapport aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet en het aantreffen van vuurwapens in ’s-Gravenhage d.d. 21 en 31 maart 2018 van 22 oktober 2018, p. 885.
14.Het rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in ’s-Gravenhage op 21 maart 2018 d.d. 4 oktober 2018, p. 888.