ECLI:NL:RBDHA:2019:1697
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek uit asielopvang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een Tunesische eiser. De eiser had op 24 november 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, op 10 december 2018 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het verzoek afgewezen, met de motivering dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar heeft op 16 januari 2019 de asielopvang verlaten zonder verdere communicatie met zijn gemachtigde. Dit leidde tot de conclusie van de rechtbank dat de eiser geen belang meer had bij de beoordeling van zijn beroep, aangezien hij niet meer bereikbaar was en zijn verblijfplaats onbekend was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en heeft het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen een week na bekendmaking.