ECLI:NL:RBDHA:2019:1698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
NL19.524, 19.525, 19.526, 19.527
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Moldavische Roma op grond van onvoldoende bewijs van discriminatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een Moldavisch gezin van Roma-afkomst. De eisers, bestaande uit een vader, moeder en hun twee dochters, hebben op 21 november 2018 asiel aangevraagd in Nederland. Zij stellen dat zij in Moldavië gediscrimineerd worden vanwege hun Roma-afkomst, wat hen zou dwingen om asiel aan te vragen. De rechtbank heeft de aanvragen afgewezen, omdat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij daadwerkelijk gediscrimineerd worden. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van de eisers niet voldoende onderbouwd zijn en dat de problemen die zij ervaren niet als vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag kunnen worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader wel degelijk zou kunnen stemmen als hij de stembrochure ophaalt, maar dat hij dit niet heeft gedaan omdat hij denkt dat het geen zin heeft. De moeder heeft verklaard dat zij de afgelopen jaren heeft gestemd, wat tegen de stelling van discriminatie ingaat. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de werkvergunning waar de vader naar verwijst, meer een economisch probleem betreft dan een discriminatoir motief. Bovendien heeft de rechtbank geconcludeerd dat de maatschappelijke positie van Roma in Moldavië zorgelijk is, maar dat dit niet betekent dat er sprake is van vervolging.

De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.524, NL19.525, NL19.526 en NL19.527

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

[naam 2], eiseres 1, mede namens haar minderjarige kind [naam 3] ,
[naam 4], eiseres 2, mede namens haar minderjarige kind [naam 5] ,
[naam 6], eiseres 3,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopEisers hebben beroep ingesteld tegen de vier afzonderlijke besluiten van verweerder van 2 januari 2019 (de bestreden besluiten).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2019 in Breda. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is geboren op [geboortedatum] en is getrouwd met eiseres 1, geboren op [geboortedatum 2] . Eiseres 2 en eiseres 3 zijn hun dochters en zij zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 4] en [geboortedatum 6] . Eisers bezitten de Moldavische nationaliteit.
Op 21 november 2018 hebben zij asielaanvragen ingediend. Aan deze aanvragen hebben zij ten grondslag gelegd dat zij in Moldavië gediscrimineerd worden vanwege hun Roma-afkomst. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn Roma-afkomst geen stembrochure krijgt toegestuurd en dat hij geen vergunning krijgt om als handelaar op de markt te werken. Verder is hij in het verleden vroegtijdig gestopt met school en ook zijn kinderen zijn vanwege pesterijen op school gestopt. Eiseres 2 heeft verklaard dat zij vreest voor haar ex-man, omdat hij gedreigd heeft hun zoontje te kidnappen. Verder stelt zij dat ze vanwege haar Roma-afkomst nooit ergens wordt aangenomen voor werk en dat ze geen toegang heeft tot medische zorg.
Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de aanvragen afgewezen als ongegrond. Dat de kinderen op school werden gepest acht verweerder niet onaannemelijk, maar onvoldoende voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Voor het overige stelt verweerder zich op het standpunt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij vanwege hun Roma-afkomst gediscrimineerd werden in Moldavië.
Op wat eisers daartegen hebben aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij gediscrimineerd werden. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij wel zou kunnen stemmen als hij de stembrochure ophaalt. Eiser heeft daartoe echter geen stappen ondernomen omdat hij vindt dat dat toch geen zin heeft. Eiseres heeft verklaard dat zij de afgelopen 5 a 6 jaren heeft gestemd. De werkvergunning waar eiser over heeft verklaard, blijkt een vergunning voor een standplaats op de markt te zijn. Verweerder wijst er terecht op dat als er maar een beperkt aantal standplaatsen op de markt is en eiser niet op de markt kan staan, dat meer een economisch dan een discriminatoir motief lijkt te zijn. Daarnaast volgt uit de verklaringen dat eiser 20 jaar heeft gehandeld in gordijnen en in het levensonderhoud van zijn gezin heeft kunnen voorzien. Eiseres heeft verklaard dat zij niet heeft geprobeerd werk te zoeken omdat het binnen de Roma-cultuur niet gebruikelijk is dat vrouwen werken. Verder heeft verweerder de problemen die eiseres 2 stelt te hebben gehad met haar ex-man niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiseres 2 heeft haar verklaringen immers op geen enkele wijze onderbouwd. Bovendien heeft verweerder er terecht op gewezen dat van eisers verwacht mag worden dat zij zich bij voorkomende problemen wenden tot de Moldavische autoriteiten. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hen niet mogelijk is of dat de Moldavische autoriteiten hen niet kunnen of willen helpen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de maatschappelijke positie van Roma in Moldavië weliswaar zorgelijk is, maar dat er geen sprake is van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Uit de door eisers in beroep overgelegde informatie komt geen ander beeld naar voren dan uit de rapporten die verweerder in de bestreden besluiten heeft aangehaald. Verder is van belang dat eisers, zoals hiervoor is overwogen, niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij persoonlijk gediscrimineerd zijn vanwege hun Roma-afkomst. Bovendien blijkt uit hun verklaringen dat zij huisvesting hadden, dat ze naar school konden, toegang hadden tot medische zorg en dat eiser werk had waarmee hij in het levensonderhoud van het gezin kon voorzien. Dat eisers en hun kinderen hebben moeten stoppen met school vanwege pesterijen, betekent nog niet dat het voor hen als Roma onmogelijk is om onderwijs te genieten. De conclusie is dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in Moldavië vanwege hun Roma-afkomst gediscrimineerd werden en dat hun bestaansmogelijkheden daardoor dusdanig beperkt werden dat het voor hen onmogelijk was om daar op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren.
De beroepen zijn ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A. Dijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.