ECLI:NL:RBDHA:2019:1726

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
NL18.19688
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van het beroep en verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek om veroordeling in de proceskosten na intrekking van een beroep in een asielprocedure. Verzoekster had op 11 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na een beroep ingesteld te hebben, heeft de staatssecretaris op 8 januari 2019 het bestreden besluit ingetrokken. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank oordeelde dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de staatssecretaris in de proceskosten kon worden veroordeeld, omdat deze aan verzoekster tegemoet was gekomen. De rechtbank stelde de proceskosten voor de rechtsbijstand vast op € 512,-. Daarnaast verzocht verzoekster om vergoeding van kosten voor een deskundige die rapportages had opgesteld over de risico's voor Cubanen. De rechtbank oordeelde dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking kwamen, en stelde het totaalbedrag op € 1.428,14.

De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en mr. A.S. Hamans, griffier. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.19688
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzoek om een veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Bij brieven van 8 januari 2019 heeft verweerder aan verzoekster en aan de rechtbank meegedeeld het bestreden besluit te hebben ingetrokken. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en gelijktijdig verzocht om verweerder te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder bij brief van 31 januari 2019 een reactie ingediend.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank bij afzonderlijke uitspraak en met toepassing van artikel 8:75 een bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen indien daarom bij de intrekking van het beroep wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen.
2. De rechtbank stelt vast dat het verzoek gelijktijdig met de intrekking van het beroep is gedaan. Uit de brieven van verweerder van 8 januari 2019 blijkt dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen. Dit brengt met zich dat verweerder gehouden is om de door verzoekster gemaakte proceskosten te vergoeden, tenzij sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden. Verweerder heeft in de reactie van 31 januari 2019 echter meegedeeld zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
3. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank voldoende aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 512,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 512,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1).
4. Verzoekster heeft daarnaast verzocht om vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt vanwege het inschakelen van een deskundige. In dit geval gaat het om een academicus van de City University of New York die een tweetal rapportages heeft opgesteld over de risico’s voor Cubanen in het algemeen, en verzoekster in het bijzonder, vanwege activiteiten op bepaalde fora op het internet en vanwege het aanvragen van asiel in Nederland.
5. Op grond van artikel 8:36, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 1, aanhef en onder b, en 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb, komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Daarbij is van belang dat het gaat om kosten die redelijkerwijs zijn gemaakt, nu verzoekster de adviezen redelijkerwijs heeft kunnen laten opstellen om haar asielrelaas te staven.
6. De rechtbank stelt vast dat in het Besluit tarieven in strafzaken 2003 voor het inschakelen van een deskundige zoals hier aan de orde geen speciaal tarief is bepaald. Op grond van artikel 6 van dit besluit geldt dan dat ten hoogste een tarief van € 126,47 per uur voor vergoeding in aanmerking komt. Uit de door verzoekster overgelegde declaratie kan niet worden opgemaakt hoeveel uur de deskundige aan het opstellen van de adviezen heeft besteed. Verzoekster wil een bedrag van € 916,14 vergoed zien. Uitgaande van het hoogst mogelijke uurtarief, betekent dit dat de deskundige aan elk advies ruim drieënhalf uur heeft besteed. Dit komt de rechtbank niet als onredelijk voor. Verweerder zal dan ook eveneens in deze kosten worden veroordeeld, zodat het totaalbedrag neerkomt op € 1.428,14.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster ten bedrage van € 1.428,14 (veertienhonderdachtentwintig euro en veertien cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.