ECLI:NL:RBDHA:2019:1810
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag Eritrese verzoekster
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2019 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een Eritrese vrouw geboren in 1989, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 9 januari 2019, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 5 februari 2019, waar verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, mr. A.I. Engelsman, en een tolk, A. Soloman. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. F. Gieskes. Tijdens de zitting werd ook de behandeling van een andere zaak, NL18.1064, besproken. De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in de andere zaak, was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend, met de mededeling dat er tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.