ECLI:NL:RBDHA:2019:1816
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door termijnoverschrijding van beroepsgronden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had op 18 december 2018 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk werd verklaard. Het beroepschrift bevatte echter geen gronden, waardoor de rechtbank eiser de gelegenheid bood om dit verzuim binnen vijf werkdagen te herstellen. De termijn voor het indienen van de gronden eindigde op 27 december 2018, maar eiser diende de gronden pas op 1 januari 2019 in, na afloop van de termijn.
De rechtbank heeft overwogen dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar was. De gemachtigde van eiser had verklaard dat hij wegens vakantie afwezig was op het moment van het herstelverzuimbericht. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde rekening had moeten houden met de korte termijn voor het indienen van beroepsgronden, gezien de aard van de zaak. Het feit dat hij niet voor waarneming had gezorgd tijdens zijn afwezigheid kwam voor zijn rekening en risico.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend, met de mogelijkheid voor eiser om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.