ECLI:NL:RBDHA:2019:1816

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
NL18.24396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door termijnoverschrijding van beroepsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 februari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had op 18 december 2018 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk werd verklaard. Het beroepschrift bevatte echter geen gronden, waardoor de rechtbank eiser de gelegenheid bood om dit verzuim binnen vijf werkdagen te herstellen. De termijn voor het indienen van de gronden eindigde op 27 december 2018, maar eiser diende de gronden pas op 1 januari 2019 in, na afloop van de termijn.

De rechtbank heeft overwogen dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar was. De gemachtigde van eiser had verklaard dat hij wegens vakantie afwezig was op het moment van het herstelverzuimbericht. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde rekening had moeten houden met de korte termijn voor het indienen van beroepsgronden, gezien de aard van de zaak. Het feit dat hij niet voor waarneming had gezorgd tijdens zijn afwezigheid kwam voor zijn rekening en risico.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend, met de mogelijkheid voor eiser om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.24396

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

ProcesverloopBij besluit van 18 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 18 december 2018 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Omdat het beroepschrift geen gronden bevat, is aan eiser bij mededeling van 18 december 2018, op die datum opgenomen in het digitale dossier, de gelegenheid geboden dit verzuim te herstellen binnen vijf werkdagen na de dag van verzending van dat bericht. De laatste dag waarop gronden konden worden ingediend was 27 december 2018. Eiser heeft op 1 januari 2019, dus na afloop van de termijn, gronden ingediend.
2. Bij mededeling van 29 januari 2019 is eiser de gelegenheid geboden zich over de (reden van de) termijnoverschrijding uit te laten. Bij bericht van 1 februari 2019 heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat hij op het moment van het herstelverzuimbericht wegens vakantie afwezig was. Na terugkomst van vakantie zag hij dat er een vijfdagentermijn gegeven was en dat deze termijn verstreken was. Hij heeft toen alsnog de gronden ingediend.
3. De rechtbank is van oordeel dat uit de door de gemachtigde van eiser genoemde feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar is. Omdat het bestreden besluit een niet-ontvankelijkverklaring inhoudt van een opvolgende asielaanvraag, had de gemachtigde van eiser rekening moeten houden met een korte termijn voor het indienen van beroepsgronden. Dat hij op het moment van ontvangst van het herstelverzuimbericht wegens vakantie afwezig was, zonder dat er afdoende voor waarneming was gezorgd, komt voor zijn rekening en risico.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.