ECLI:NL:RBDHA:2019:1992
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Verklaring Omtrent het Gedrag voor taxichauffeur wegens relevante justitiële gegevens
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een taxichauffeur, en de Minister voor Rechtsbescherming. Eiser had op 23 november 2017 een aanvraag ingediend voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) ten behoeve van een chauffeurskaart. De aanvraag werd afgewezen op 14 februari 2018, omdat er relevante justitiële gegevens waren geregistreerd in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) binnen de terugkijktermijn van vijf jaar. Eiser was eerder veroordeeld voor mishandeling en rijden onder invloed, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. Eiser voerde aan dat zijn langdurige ziekte en eerdere VOG's voor andere functies niet in de beoordeling waren meegenomen, en dat de afwijzing onbillijk was.
De rechtbank oordeelde dat de Minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat aan het objectieve criterium voor de afgifte van een VOG was voldaan. De rechtbank benadrukte dat de strafbare feiten van eiser, indien herhaald, een risico voor de samenleving en de veiligheid van passagiers met zich meebrachten. De rechtbank vond dat het belang van de samenleving bij bescherming tegen dit risico zwaarder woog dan het belang van eiser bij afgifte van de VOG. De rechtbank concludeerde dat de Minister de aanvraag van eiser op zorgvuldige wijze had beoordeeld en dat de afwijzing van de VOG terecht was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 4 maart 2019, en eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.