ECLI:NL:RBDHA:2019:2050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
NL19.3139
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij ook schadevergoeding werd gevraagd. Tijdens de zitting op 21 februari 2019 is eiser verschenen, en de rechtbank heeft het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven aanvullende informatie te verstrekken. Na verschillende schriftelijke reacties van beide partijen, hebben zij toestemming gegeven om de zaak buiten zitting af te doen.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring niet op de juiste wijze was ondertekend. De maatregel was voorzien van een (geavanceerd) elektronisch zegel, maar niet van een (geavanceerde) elektronische handtekening, wat vereist is voor de rechtsgeldigheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen met terugwerkende kracht. Tevens heeft de rechtbank eiser een schadevergoeding van € 3.305,- toegekend voor onrechtmatige bewaring en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-. De uitspraak is gedaan door rechter I. Bouter, in aanwezigheid van griffier C. Groenewegen, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.3139 [v-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]

(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Ticheler).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep strekt van rechtswege ook tot toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Koçer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om verweerder de gelegenheid te geven informatie te verstrekken. Dat heeft hij gedaan op 22 februari 2019. Daarop heeft eiser gereageerd op 25 februari 2019. Vervolgens heeft verweerder nog gereageerd op 27 en 28 februari 2019 en eiser nog op 28 februari 2019 en 4 maart 2019. Partijen hebben toestemming gegeven om de zaak verder buiten zitting af te doen.

Overwegingen

1. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring niet op de voorgeschreven wijze is ondertekend. De maatregel is voorzien van een (geavanceerd) elektronisch zegel en niet van een (geavanceerde) elektronische handtekening. De beroepsgrond slaagt.
1.1.
Op grond van artikel 5.3, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), voor zover van belang, wordt de maatregel waarbij de bewaring op grond van artikel 59, 59a of 59b van de Vw wordt opgelegd, gedagtekend en ondertekend.
Op grond van artikel 2:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is aan het vereiste van ondertekening voldaan door een elektronische handtekening, indien de methode die daarbij voor ondertekening is gebruikt, voldoende betrouwbaar is, gelet op de aard en inhoud van het elektronische bericht en het doel waarvoor het is gebruikt.
Op grond van het tweede lid van genoemd artikel kan, indien de veiligheid en de betrouwbaarheid van het elektronische bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt dit noodzakelijk maken, bij wettelijk voorschrift het gebruik worden voorgeschreven van een bepaald type elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 10, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 (PbEU 2014, L257; eIDAS-verordening). Daarbij kunnen aanvullende eisen worden gesteld, tenzij het gaat om een geavanceerde elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 11 of een gekwalificeerde elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onderdeel 12 van die verordening.
Op grond van artikel 3 van de eIDAS-verordening, zijn voor de doelstellingen van deze verordening, zijn de volgende definities van toepassing:
10. „ elektronische handtekening”: gegevens in elektronische vorm die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere gegevens in elektronische vorm en die door de ondertekenaar worden gebruikt om te ondertekenen;
11. „ geavanceerde elektronische handtekening”: een elektronische handtekening die voldoet aan de eisen in artikel 26;
12. „ gekwalificeerde elektronische handtekening”: een geavanceerde elektronische handtekening die is aangemaakt met een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen en die gebaseerd is op een gekwalificeerd certificaat voor elektronische handtekeningen;
25. „ elektronisch zegel”: gegevens in elektronische vorm die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere gegevens in elektronische vorm en die worden gebruikt om de oorsprong en integriteit daarvan te waarborgen;
26. „ geavanceerd elektronisch zegel”: een elektronisch zegel dat voldoet aan de eisen in artikel 36;
27. „ gekwalificeerd elektronisch zegel”: een geavanceerd elektronisch zegel dat aangemaakt is door een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische zegels en dat gebaseerd is op een gekwalificeerd certificaat voor elektronische zegels.
Op grond van het tweede lid van artikel 25 van de eIDAS-verordening heeft een gekwalificeerde elektronische handtekening hetzelfde rechtsgevolg als een handgeschreven handtekening.
Op grond van artikel 26 van de eIDAS-verordening voldoet een geavanceerde elektronische handtekening aan de volgende eisen:
a. a) zij is op unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden;
b) zij maakt het mogelijk de ondertekenaar te identificeren;
c) zij komt tot stand met gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen die de ondertekenaar, met een hoog vertrouwensniveau, onder zijn uitsluitende controle kan gebruiken, en
d) zij is op zodanige wijze aan de daarmee ondertekende gegevens verbonden, dat elke wijziging achteraf van de gegevens kan worden opgespoord.
1.2.
Niet in geschil is dat de maatregel van bewaring (in ieder geval) is voorzien van een (geavanceerd) elektronische zegel omdat sprake is van ondertekening door “de politie”. In geschil is of onder de maatregel van bewaring een elektronische handtekening is gezet.
Onderaan de maatregel van bewaring staat:
“De maatregel is opgelegd:
Plaats : Den Haag
Datum : 24/01/2019
Tijd : 15:30 uur.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
namens deze,
de hulpofficier van justitie,
Dit document is elektronisch ondertekend
J. van Leerdam
inspecteur van Politie (…)”
Wanneer met de linkermuisknop wordt geklikt (zoals met partijen is bekeken op zitting) op
“Dit document is elektronisch ondertekend”ziet de rechtbank onderstaande tekst:
“De handtekening is geldig. Ondertekend door politie.
Informatie over de handtekening.
Ondertekend door: politie (…)
Reden: Getekend door J, van Leerdam (hulpofficier van justitie) (…)
Datum: 2019-01-24 15:23:52 + 01’00’ (…)
Samenvatting van geldigheidscontrole
De vorm van het document, welke door deze handtekening wordt beschermd, is niet gewijzigd. Het document kan achteraf worden gewijzigd.”
Wanneer met de rechtermuisknop op
“Dit document is elektronisch ondertekend”wordt geklikt en vervolgens op
“Documenteigenschappen”, ziet de rechtbank iets anders dan verweerder op pagina 2 van in zijn brief van 22 februari 2019 weergeeft, namelijk onder meer dit:
“(…) Algemene informatie
Bestandsinfo
Bestandsnaam: DSR5575167.pdf
Locatie: C/temp/divo/BOUTERI
Gemaakt: 24-1-2019, 15:23:42
Verweerder spreekt in zijn brief van 22 februari 2019 zowel over ondertekening van het zegel (pagina 2) als over ondertekening van de maatregel van bewaring (pagina 3) en legt vervolgens uit een en ander feitelijk gaat (pagina 3). De rechtbank kan echter niet zelf vaststellen of enkel het zegel is ondertekend of dat ook de maatregel van bewaring is ondertekend. Zoals blijkt uit wat hiervoor in 1.1 is aangehaald, is een elektronisch zegel (waarborgt oorsprong en integriteit van gegevens) iets anders dan een elektronisch handtekening (heeft hetzelfde rechtsgevolg heeft als een handgeschreven handtekening) en is voor de rechtsgeldigheid van de maatregel van bewaring vereist dat die (al dan niet elektronisch) is ondertekend.
Als al sprake is van een elektronische handtekening, kan de rechtbank niet vaststellen of de handtekening op zodanige wijze aan de daarmee ondertekende gegevens is verbonden, dat elke wijziging achteraf van de gegevens kan worden opgespoord, zoals is vereist op grond van artikel 26, aanhef en onder d, van de eIDAS-verordening. De rechtbank ziet namelijk enkel staan:
“De vorm van het document, welke door deze handtekening wordt beschermd, is niet gewijzigd. De document kan achteraf worden gewijzigd.”Dat de PDF zelf niet is gewijzigd sinds de handtekening is toegepast ziet de rechtbank, anders dan verweerder stelt in zijn brief van 22 februari 2019, niet.
Omdat zich hier de vraag voordoet of sprake is van digitaal zegel of (ook) van een digitale handtekening, doet zich hier niet het geval voor als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de eIDAS-verordening, waar is bepaald dat het rechtsgevolg van een elektronische handtekening en de toelaatbaarheid ervan als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures niet mogen worden ontkend louter op grond van het feit dat de handtekening elektronisch is of niet aan de eisen voor gekwalificeerde elektronische handtekeningen voldoet.
2. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal de opheffing van de maatregel van bewaring bevelen met ingang van vandaag.
3. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 12 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) bewaring van 1 x € 105,- (verblijf politiecel) en 40 × € 80,- (verblijf detentiecentrum) = € 3.305,-.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de maatregel van bewaring gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent eiser een schadevergoeding toe van
€ 3.305,- ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de rechtbank;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid van C. Groenewegen, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.