5.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
Verdachte heeft aangever meerdere keren met een mes in zijn rug gestoken, waardoor aangever letsel heeft opgelopen. Van dit alles zijn omstanders getuige geweest.
Door zijn handelen heeft verdachte op zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Het is algemeen bekend dat een gebeurtenis als deze grote emotionele impact heeft op het slachtoffer. Daarbij versterkt een dergelijk gewelddadig optreden in het openbaar de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid, in het bijzonder bij de personen die getuige zijn geweest van de bewezenverklaarde feiten.
Verdachte heeft zich door de broer van zijn vriendin in een situatie laten brengen, waarvan hij kon voorzien dat die tot geweld zou kunnen leiden. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat uit het dossier voldoende blijkt dat hij zich in de situatie heeft begeven (mede) om die tot bedaren te brengen. Dat wordt ondersteund door de omstandigheid dat het mes waarmee hij het slachtoffer verwondde niet door hem was meegebracht. De rechtbank weegt ook mee dat het slachtoffer en degenen die hem vergezelden kennelijk uit waren op een gewelddadige confrontatie.
De persoon van verdachte
De rechtbank acht geslagen op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 januari 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het beknopte reclasseringsadvies van 27 augustus 2018. Hieruit komt naar voren dat verdachte een belastende jeugd heeft gehad, waarbij hij meerdere keren uit huis werd geplaatst. Sinds twee jaar heeft verdachte zelfstandige woonruimte en volgt hij een opleiding. Deze stagneert, omdat hij geen Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) krijgt. Hierdoor bouwt hij ook een studieschuld op. De reclassering acht reclasseringstoezicht met interventie op dit moment niet noodzakelijk.
In het rapport is verder vermeld dat de reclassering contact heeft gehad met de zorg- coördinator van het [school] waar verdachte een opleiding volgt. Zij is positief over de houding van verdachte en geeft aan dat verdachte zeer begaan is met ouderen, een stage in een verpleegtehuis heeft gelopen en geknipt is voor dit werk. Als hij geen VOG krijgt kan hij de opleiding niet voortzetten.
De op te leggen straf
Verdachte is op 16 maart 2016 in verzekering gesteld. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM van meer dan zes en minder dan twaalf maanden en is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen gevangenisstraf tot gevolg moet hebben.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte en mede gelet op het feit dat verdachte sinds het bewezenverklaarde feit - dat alweer van enige tijd geleden is - aanleiding om, in afwijking van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, géén onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar passend en geboden.
Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank deze straf zo matigen, dat het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf wordt verhoogd tot 74 dagen.
Verdachte vreest dat een VOG na een veroordeling voor dit geweldsincident – in ieder geval de komende jaren – niet zal worden afgegeven. Hierdoor kan hij geen stage lopen in de gezondheidszorg en zijn opleiding niet afmaken. Dat leidt niet tot een andere straf.
De rechtbank merkt op dat zij niet inziet hoe de feiten en omstandigheden zoals die uit het strafdossier blijken, in het bijzonder de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheden waaronder het steekincident heeft plaatsgevonden, in de weg zouden staan aan een stage in de gezondheidszorg.