ECLI:NL:RBDHA:2019:2347
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J.A. van der Schaaf
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging voorlopig verblijf op basis van gezinsbanden en rechtmatig gezag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Surinaamse vrouw, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) om bij haar biologische vader, referent [A], in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag werd op 1 augustus 2018 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 12 september 2018 ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij onder het rechtmatig gezag van haar vader stond, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet was aangetoond. De voogdijbeschikking die eiseres in de beroepsfase overlegde, was pas na het bestreden besluit ingediend, waardoor de rechtbank deze niet kon meewegen in haar oordeel. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de verlening van de mvv, omdat er geen sprake was van een gezinsband zoals bedoeld in de wet. Bovendien was er geen sprake van bijzondere omstandigheden die verblijf in Nederland rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.