Uitspraak
Rechtbank DEN Haag
[verzoeker], te [plaats], verzoeker
De Burgemeester van Den Haag, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
14 januari 2019.
Rechtbank Den Haag
Op 14 januari 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een horecaondernemer, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Den Haag, dat op 4 december 2018 de aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten had ingetrokken op basis van de Wet op de Kansspelen (Wok). Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij stelde dat zijn financiële belangen in het geding waren.
De voorzieningenrechter overwoog dat, volgens artikel 8:81 van de Awb, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de voorzieningenrechter stelde vast dat het door verzoeker gestelde belang een financieel belang betrof, wat op zichzelf geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen. Dit kan alleen als het financiële belang zo zwaarwegend is dat er sprake is van een actuele financiële noodsituatie of als de continuïteit van de onderneming in gevaar is.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van een zwaarwegend financieel belang. De overgelegde financiële documenten gaven geen recent en overtuigend beeld van de omzet die door de kansspelautomaten werd gegenereerd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat het voortbestaan van de onderneming in gevaar kwam door het intrekken van de vergunning.
Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.L.E. Bakels, in aanwezigheid van griffier mr. H.G. Egter van Wissekerke.