ECLI:NL:RBDHA:2019:2350
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M.M. Meijers
- D.D. Tempelman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar verantwoordelijkheidsbeginsel Italië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2019 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S. Igdeli, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, conform het Europese asielbeleid.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 5 maart 2019, waarbij verzoeker niet aanwezig was, maar verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde B.M. Kristel. Tijdens de zitting werd ook de aanhangige bodemzaak NL19.3238 behandeld, die samenhangt met het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van vandaag, in de bodemzaak NL19.3238, het beroep ongegrond verklaard. Dit heeft directe gevolgen voor het verzoek om voorlopige voorziening, aangezien er geen noodzaak meer is voor een voorlopige maatregel nu het beroep in de hoofdzaak is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend, met de mededeling dat er tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.