ECLI:NL:RBDHA:2019:2443
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Eiser had aangevoerd dat hij vanwege zijn deelname aan demonstraties tegen de Iraanse overheid werd gezocht door de autoriteiten. Tijdens de zitting op 7 maart 2019 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest.
De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit en nationaliteit geloofwaardig waren, maar dat zijn verklaringen over de problemen met de autoriteiten niet geloofwaardig werden geacht. Eiser had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over het aantal demonstraties waaraan hij had deelgenomen en de timing van de huisinval bij zijn ouders. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten was komen te staan.
De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder terecht was, omdat eiser niet had aangetoond dat hij een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.