ECLI:NL:RBDHA:2019:2452
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel. De eiser had op 12 februari 2019 een aanvraag ingediend, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting die op 7 maart 2019 plaatsvond. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij zelfstandig de woonruimte op het AZC heeft verlaten, zoals blijkt uit informatie van de Dienst Terugkeer en Vertrek. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en digitaal ondertekend, met de mogelijkheid voor eiser om binnen één week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.