Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de akte van Parnassia van 18 juli 2018;
- de akte van de Politie van 18 juli 2018 met producties;
2.De feiten
Steekincident
3.Het geschil
4.De beoordeling
Centrale vraag
verplicht,
toelatenof
noodzakelijk maakt.
https://www.ggznederland.nl/uploads/publication/Convenant%20Politie%20GGZ%202012.pdf. Op pagina 8 onder G van het convenant zijn enkele handvatten voor de praktijk neergelegd ten behoeve van de uitwisseling van informatie tussen ggz-instellingen, politie, partners en familie. Partijen strijden over de vragen wat de status is van dit convenant en in hoeverre [eiser] zich daarop jegens de Politie kan beroepen. Nu de Politie met juistheid heeft gesteld dat de genoemde bepaling uit het convenant geen andere regels bevat dan uit het wettelijk stelsel voortvloeien, laat de rechtbank het convenant hier verder onbesproken.
toegestaanom door haar over [X] verzamelde informatie te verstrekken aan Parnassia, voor zover dit althans strookte met de hulpverlenende taak van de Politie. Ingevolge de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit moet het belang van verstrekking dermate zwaarwegend zijn, dat het belang bij verstrekking aan een derde zwaarder weegt dan het belang bij bescherming van de persoonlijke levenssfeer van degene op wie de gegevens betrekking hebben. Daarbij mocht de Politie dus niet meer informatie verstrekken dan noodzakelijk was voor Parnassia om haar beoordeling uit te voeren.
verplichtte. De Politie heeft in dat verband met juistheid aangevoerd dat het niet noodzakelijk was om informatie over [X's] verre strafrechtelijke verleden (een registratie wegens poging moord/doodslag en mishandeling) door te geven, omdat deze informatie te oud was om nu in de beoordeling te betrekken en deze geen aanleiding kan vormen voor een gedwongen opname op grond van art. 20 van de Wet Bopz. Van de Politie kon ook niet worden verlangd de inzake [X] recent opgemaakte processen-verbaal aan Parnassia te overhandigen, omdat deze veel privacygevoelige informatie bevatten. De Politie kon daarom volstaan met een meer algemene beschrijving van het gedrag dat [X] tijdens zijn verblijf op het politiebureau had vertoond. Vaststaat dat de Politie Parnassia dienovereenkomstig heeft geïnformeerd, opdat hij beoordeeld kon worden door Parnassia. Ook is door de Politie aan Parnassia doorgegeven dat [X] , eenmaal in zijn cel op het hoofdbureau, geen bijzonder gedrag vertoonde. Dit spoort met de door de Politie op verzoek van de rechtbank in het geding gebrachte loggings, waarin over het gedrag van [X] meermalen is genoteerd dat er geen bijzonderheden waren. De tot het moment van de verklaring van [Y] aan de Politie gemaakte verwijten zijn ongegrond.
heeftgehad met de Politie en de Officier van Justitie. Gelet op voormeld kader kan aan Parnassia niet worden verweten dat zij niet
meerheeft gedaan. Parnassia was dus bij haar advisering afhankelijk van hetgeen zij van de officier van justitie en van de Politie te horen kreeg, van haar eigen waarnemingen en van haar eigen interne informatiesysteem. Het eerste verwijt aan Parnassia treft geen doel.
1.629,00(3 punt × tarief € 543,00)
1.629,00(3 punt × tarief € 543,00)