In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben eisers [A] en [B] een vordering ingesteld tegen gedaagde [X] wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De zaak betreft bouwwerkzaamheden aan de woning van [A] en [B], waarvoor [X] een offerte had uitgebracht en een aanbetaling van € 17.000,- had ontvangen. De werkzaamheden zijn echter niet naar behoren uitgevoerd, wat leidde tot onvrede bij [A] en [B]. Na herhaaldelijke verzoeken om de gebreken te herstellen, heeft [X] geen adequate actie ondernomen, waardoor hij in verzuim is geraakt. De eisers vorderen vervangende schadevergoeding ter hoogte van € 37.466,35, de kosten voor herstelwerkzaamheden door een derde partij, Ailant Bouwtech.
In zijn verweer betwist [X] de ondeugdelijkheid van zijn werk en stelt hij dat de eisers niet tijdig hebben geklaagd over de gebreken. De rechtbank oordeelt dat [X] niet heeft aangetoond dat het werk was opgeleverd en dat de eisers tijdig hebben geklaagd. De rechtbank concludeert dat [X] aansprakelijk is voor de gebreken aan de vloer en de ondervloer, en dat de eisers recht hebben op vervangende schadevergoeding. De rechtbank wijst de vordering van [A] en [B] tot betaling van € 14.235,65 toe, alsook de buitengerechtelijke incassokosten van € 250,-. In reconventie wordt [A] en [B] veroordeeld tot betaling van € 3.335,- aan [X] voor het restant van de aanneemsom en meerwerk. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.