ECLI:NL:RBDHA:2019:30
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de toerekening van een verblijfsgat bij de verlenging van een verblijfsvergunning asiel
Op 3 januari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die op 19 november 2017 was verlopen. Op 8 december 2017 diende zij een aanvraag in voor verlenging van haar verblijfsvergunning, welke door de Staatssecretaris op 19 februari 2018 werd ingewilligd met terugwerkende kracht tot 8 december 2017. Eiseres stelde echter dat er een verblijfsgat was ontstaan van 19 november 2017 tot 8 december 2017, en dat de te late indiening van de aanvraag niet aan haar kon worden toegerekend vanwege haar psychische problemen.
De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat haar psychische problemen zodanig ernstig waren dat zij niet in staat was om tijdig de aanvraag in te dienen. De rechtbank stelde vast dat eiseres haar aanvraag na het verstrijken van de geldigheidsduur van haar vorige verblijfsvergunning had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de te late indiening aan eiseres kon worden toegerekend en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 januari 2019, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.