3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1 (het aanwezig hebben van harddrugs)
Doorzoeking woning
Op zaterdag 20 januari 2018 is verdachtes toenmalige woning in Den Haag doorzocht. Daarbij werden verschillende (grip)zakjes met een witte of bruine substantie, tabletten, ponypacks en een plastic bak en zak met witte brokkelige substanties aangetroffen.
Onderzoek
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft de aangetroffen (grip)zakjes, tabletten, ponypacks, bak en zak onderzocht en onder meer het volgende geconcludeerd:
- de 194 tabletten bevatten MDMA;
- de netto 150 gram witte pastasubstantie (uit plastic bak) bevat amfetamine;
- de netto 0,3 gram witte pastasubstantie in een gripzakje bevat amfetamine;
- de netto 43 gram beige kristallen (uit zakje) bevatten MDMA;
- de netto 29,5 gram beige kristallen (uit zakje) bevatten MDMA;
- de (totaal) netto 11,8 gram in 17 kleine gripzakjes bevatten MDMA;
- de netto 7 gram beige kristallen (uit zakje) bevatten MDMA;
- de netto 4,6 gram beige kristallen (uit zakje) bevatten MDMA;
- de (totaal) netto 1,5 gram in 4 gripzakjes met een witte brokkelige substantie bevat cocaïne;
- de netto 8 gram uit een gripzakje met daarin fijn wit poeder bevat cocaïne en mannitol;
- de (totaal) netto 0,4 gram in 2 ponypacks met daarin een wit poeder bevat cocaïne;
- de netto 0,2 gram witte brokjes in 1 gripzakje bevat cocaïne;
- de 5 gram beige substantie in een gripzakje bevat amfetamine.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft bekend dat zij de hierboven genoemde harddrugs in haar toenmalige woning aanwezig had. Deze drugs waren zowel voor eigen gebruik als van of voor anderen.De hoeveelheid cocaïne was kleiner: zij had 3 gram liggen. Ook de hoeveelheid amfetamine was kleiner: het is ‘nat’ gewogen maar wordt ‘droog’ gebruikt.
Conclusie ten aanzien van feit 1
Op grond van het bovenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs op 20 januari 2018 in Den Haag bewezen worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om uit te gaan van een kleinere hoeveelheid amfetamine. Immers gaat het hier om ‘150,3 gram (…)
van een materiaal bevattendeamfetamine’. Om eenzelfde reden ziet de rechtbank evenmin aanleiding om uit te gaan van de door verdachte aangevoerde kleinere hoeveelheid cocaïne.
Ten aanzien van feit 2 (het handelen in harddrugs)
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter zitting bekend dat dat zij harddrugs kocht. Een deel van de verkregen harddrugs was voor eigen gebruik, een ander deel verkocht zij door en daar verdiende zij geld aan. In eerste instantie verkocht zij alleen aan vrienden en bekenden, maar in tweede instantie ook aan onbekenden doordat haar telefoonnummer werd doorgegeven. Het ging om speed, cocaïne en XTC.
SMS- en WhatsApp-berichten
Enkele in beslag genomen mobiele telefoons van verdachte zijn op inhoud onderzocht. Daarbij kwamen onder meer de volgende SMS- en WhatsApp-berichten naar voren.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de aangetroffen hoeveelheid harddrugs in verdachtes woning, wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte handelde in harddrugs.
Verdachte en haar raadsvrouw hebben aangevoerd dat deze handel enkel in de periode van 17 november 2017 tot en met 20 januari 2018 kan worden bewezen verklaard.
De rechtbank verwerpt dit verweer en baseert dit op de volgende SMS- en WhatApp‑berichten die naar voren zijn gekomen uit de inbeslaggenomen mobiele telefoons van verdachte.
Berichten tussen [naam 1] en verdachte, startend op 12 augustus 2018.
[naam 1] (30-10-2017): “Yo kn je wat met snelle. Heb 15 stuks.”
Verdachte: “(…) K heb wel interesse maar app je morgen ff erover ok?”
Berichten tussen [naam 2] en verdachte, startend op 15 september 2017.
[naam 2] (20-10-2017): “Wou vragen als je ben interested in blanco. 7g.”
Verdachte: “Ahh ok ok nu nog niet. Wel interested.”
[naam 2] (11-11-2017): “Heb snoepjes. 220 MG netto.”
[naam 2] (23-11-2017): “Kun je 100g speed voor me regelen?”
Verdachte: “Jaa kan.”
Berichten tussen [naam 3] en verdachte, startend op 14 oktober 2017.
[naam 3] (16-10-2017): “Zou je eigenlijk wat met speedkunne.”
Verdachte: “Jaa zwz. Maar heb zelf wel nog genoeg nu. Hoeveel is t bij jouw?”
[naam 3]: “Ja kheb hier pasta ligge in de vriezer maar weet niet precies hoeveel nog maar ongeveer 30 g voor 75 eu moet ff precies kijke maar ligt niet bij mij thuis. Tusse de 20 en 30 is dr.”
[naam 3] (17-10-2017): “Hey zal ik om 1 uur ff komen.”
Verdachte: “Jaa s goed.”
[naam 3] (13:16:01): “Heey. Ik ben er.”
[naam 3] (3-11-2017): “Nee of je daar nog wat van wou en heb ook weer snoepjes andere.”
Verdachte: “Okee luister ik heb ook miss wat goeds voor jouw. Er is nu een vriend van mij hier die ook snoepjes heeft er eraf wil. Miss wil jij ze dacht ik. Omdat ik net heb gehaald al haha. (…) Okee hij vraagt 1.20 ervoor maar hoe meer hoe goedkoper. Ja kan ff komen kijken. Hij is hier nu.”
Uit bovenstaande berichten blijkt dat ook voor 17 november 2017 door verdachte werd gehandeld in harddrugs. De berichten tussen [naam 1] en verdachte starten reeds halverwege augustus 2017, de berichten tussen [naam 2] en verdachte reeds halverwege september 2017 en de berichten tussen [naam 3] en verdachte op 14 oktober 2017.
Conclusie ten aanzien van feit 2
Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat verdachte zich in de periode van 1 oktober 2017 tot en met 20 januari 2018 heeft schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs.
Ten aanzien van feit 3 (het handelen in softdrugs)
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft bekend dat zij in de ten laste gelegde periode in softdrugs handelde. Zij wist niet dat zij ook aan minderjarigen verkocht.
In het dossier bevinden zich verschillende verklaringen van afnemers die op het moment dat zij soft-drugs bij verdachte kochten, minderjarig waren.
Zo heeft de, toen vijftienjarige, [naam 4] verklaard dat hij op 17 november 2017 wiet gekocht heeft bij verdachte. Op 11 en op 14 oktober van dat jaar heeft [naam 4] via WhatsApp ook wiet bij haar besteld.Op 21 januari 2018 heeft hij verklaard dat hij al zo’n drie tot vier maandjes contact had met verdachte.De, toen, eveneens vijftienjarige [naam 5] heeft op 21 januari 2018 verklaard dat hij ongeveer een half jaar geleden voor het eerst wiet bij verdachte heeft gekocht.
Op vrijdag 16 februari 2018 heeft de, dan vijftienjarige, [naam 6] verklaard dat zij begin 2017 met verdachte in contact is gekomen. [naam 6] kocht softdrugs, wiet, bij verdachte. Zij heeft voor het laatst ergens in november 2017 bij haar gekocht.
Conclusie ten aanzien van feit 3
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte alsmede verklaringen van de (minderjarige) afnemers acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van oktober 2017 tot en met 20 januari 2018 in softdrugs heeft gehandeld.