ECLI:NL:RBDHA:2019:3520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
C/09/571480 / FT RK 19/539 en C/09/571490 / FT RK 19/540
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de schuldsanering

Op 5 april 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening heeft aangevraagd op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend om te voorkomen dat Stichting WoonInvest haar woning zou ontruimen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster voldoet aan de eisen voor het aanvragen van een voorlopige voorziening en dat er een minnelijk schuldhulptraject is gestart. De rechtbank oordeelt dat het belang van verzoekster om met haar jonge kind in de woning te blijven wonen zwaarder weegt dan het belang van WoonInvest bij ontruiming. De huidige vordering van WoonInvest is lager dan drie huurtermijnen en verzoekster heeft de lopende huurtermijnen al geruime tijd voldaan. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek tot voorlopige voorziening toe te wijzen voor een termijn van drie maanden, met de voorwaarde dat de voorziening vervalt zodra de uitspraak op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken. De behandeling van het WSNP-verzoek zal op een later moment plaatsvinden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummers: C/09/571480 / FT RK 19/539 en C/09/571490 / FT RK 19/540
uitspraakdatum: 5 april 2019

,

wonende te [adres],
[postcode en woonplaats],
verzoekster,
heeft een verzoek ingediend waarin gevraagd wordt om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b eerste lid van de Faillissementswet. Het verzoek voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoekster heeft tevens een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend.
Het verzoekschrift waarin om een voorlopige voorziening wordt gevraagd strekt ertoe dat aan de stichting
Stichting WoonInvest, gevestigd te Voorburg, wordt verboden om de woning aan het adres van verzoekster te ontruimen. Stichting WoonInvest wordt vertegenwoordigd door Korenhof & Partners Gerechtsdeurwaarders.
Het verzoek waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b is behandeld ter terechtzitting van 5 april 2019. Verzoekster is verschenen en gehoord en is daarbij bijgestaan door de heer [A], bewindvoerder, namens Plangroep. Tevens zijn verschenen en gehoord de heer [B] van WoonInvest en de heer [C] van Korenhof & Partners Gerechtsdeurwaarders.
De rechtbank oordeelt als volgt.
1. Het onderhavige verzoek richt zich tegen Stichting WoonInvest (verweerster). Bij vonnis van 12 december 2016 is verzoekster onder meer veroordeeld tot ontruiming van een door haar van WoonInvest gehuurde woning aan de [adres] te [woonpaats]. Op 13 maart 2019 is in opdracht van WoonInvest de ontruiming van de woning aangezegd tegen 9 april 2019 voor het geval op dat moment de resterende vordering van WoonInvest (en de gebruiksvergoeding voor april 2019 van € 433,82) niet is betaald. Die resterende vordering bedraagt volgens een brief van 13 maart 2019 € 1.231,08.
2. De voorlopige voorziening van artikel 287b Fw heeft blijkens de wetsgeschiedenis, voor zover hier van belang, tot doel om een soort adempauze te bereiken die de schuldenaar in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden te bereiken c.q. af te ronden.
3. Het belang van verzoekster om met haar jonge kind in de woning te kunnen blijven wonen is duidelijk. Het belang van WoonInvest bij ontruiming van die woning is minder duidelijk. Weliswaar heeft verweerster zich in het verleden coulant opgesteld en is verzoekster keer op keer gemaakte betalingsafspraken niet nagekomen, maar dat was in een periode dat verzoekster nog niet door een schuldhulpverlener en/of budgetbeheerder werd bijstaan. Dit is thans anders.
4. De rechtbank onderkent dat, wil artikel 287b Fw van toepassing kunnen zijn, er met het minnelijk schuldsaneringstraject een aanvang moet zijn gemaakt. Met een minnelijk schuldsaneringstraject wordt een aanvang gemaakt direct aansluitend aan de zogenaamde stabilisatiefase. In de stabilisatiefase wordt gewerkt aan het in evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van de verzoekster (maximalisatie van inkomsten en minimalisatie van uitgaven). Strikt genomen heeft verzoekster de stabilisatiefase nog niet doorlopen. Wel is een aanvang gemaakt met het minnelijk schuldsaneringstraject. Gelet op de uitlatingen ter terechtzitting lijkt het er op dat de stabilisatiefase en het minnelijk schuldsaneringstraject parallel worden uitgevoerd. De schuldhulpverlener heeft meegedeeld dat het minnelijk schuldsaneringstraject – en daarmee dus ook de verdere financiële stabilisatie – binnen drie maanden kan worden voltooid. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat er in ieder geval voor wat betreft de betaling van de huur/gebruiksver-goeding sprake is van een stabiele situatie nu de lopende maandelijkse termijnen al geruime tijd worden voldaan. WoonInvest heeft dan ook geen financiële gronden aan het betwisting van het verzoek ten grondslag gelegd, maar betoogt dat zij het vertrouwen in verzoekster als huurder heeft verloren op grond van omstandigheden die zich hebben voorgedaan. Nu verzoekster stelt dat deze omstandigheden zich niet of niet meer voordoen, kan de rechtbank daar geen doorslaggevende betekenis aan toekennen, waarbij mede in aanmerking wordt genomen dat die omstandigheden niet ten grondslag hebben gelegen aan het ontruimingsvonnis van 12 december 2016 dat enkel is gewezen op basis van de toen bestaande huurachterstand. Die achterstand is in de loop van de tijd ingelopen en de huidige vordering van WoonInvest is lager dan drie huurtermijnen.
5. Gezien het vorenstaande en omdat de rechtbank het voldoende aannemelijk acht dat verzoekster de intentie heeft om daadwerkelijk tot een fatsoenlijke schuldhulpverlening te komen, daarvoor onder meer een stabiele (woon-)situatie van verzoekster nodig is en onvoldoende is gebleken van zodanig zwaarwegende belangen van WoonInvest bij een woningontruiming die maken dat voorbij moet worden gegaan aan het belang van verzoekster, zal het verzoek worden toegewezen.
6. De schuldhulpverlener heeft ter terechtzitting meegedeeld dat het minnelijk traject binnen drie maanden kan worden voltooid, zodat de rechtbank zal bepalen dat de voorziening in ieder geval vervalt na verloop van drie maanden vanaf heden.
7. Het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP-verzoek) kan nog niet worden afgedaan nu het minnelijk traject nog niet is afgerond.
8. De behandeling van het WSNP-verzoek (al dan niet vergezeld van een verzoek tot het opleggen van een dwangregeling als bedoeld in artikel 287a Fw.) zal plaatsvinden op een hierna te bepalen datum en tijdstip (
5 juli 2019 om 09:30 uur). Uiterlijk een week voor voornoemde datum dient een compleet verzoekschrift Wsnp (inclusief bijlagen) te worden aangeleverd.

BESLISSING

De rechtbank:
- verbiedt Stichting WoonInvest tot ontruiming over te gaan van de woning aan de [adres] te [woonplaats], in gebruik bij verzoekster;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt onder de voorwaarde dat
de lopende huurtermijnen worden voldaan;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt totdat de uitspraak op het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken;
- bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt na verloop van
driemaanden;
- bepaalt dat de voortgezette behandeling van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal plaatsvinden op
5 juli 2019 om 09:30 uur;
- bepaalt dat uiterlijk een week voor voornoemde datum verslag zal worden uitgebracht als bedoeld in artikel 287b zesde lid van de Faillissementswet.
Gewezen door mr. R. Cats, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2019 in tegenwoordigheid van S.S.R. Pool, griffier.